Lied van de dag

de Mississippi van Zuid Beveland is de Schelde met zijn Sas wij hoefden geen katoen te plukken wat bessen als het zomer was temidden van de Zeeuwen ben ik opgegroeid in Goes te preuts voor het leven te blank voor de blues
er was eens een prinsesje onschuldig lief een kind ze had twee blauwe ogen zo mooi en ze was blind er kwam een prins uit het westen zij was toen zeventien hij toonde haar zijn toverstaf en zij kon zien
als een blad van een boom valt kijkt niemand op of om een boom een blad ach wat een speelbal van de wind maar nu valt geen blad geen boom zelfs nee nu valt een kind
als kind mocht je niet klikken niet pikken ruitje tikken niet van je bord af likken wat mocht je eigenlijk wel en de regels van het spel werden je nooit verteld die had je maar te slikken en zo niet kreeg je een lel wie dit niet wenste te pikken…
ik ben geboren in een dal van klei mijn wieg stond niet ver van een koe in de wei waar je koren kon horen tot de einder kon kijken dankzij de dijken
in jouw ogen zie ik alles mooier de donkere steeg lijkt wel een lange lindenlaan jij wordt het meisje dat je was en ik ben weer de jongen het is alsof de tijd heeft stilgestaan
ik was vroeger wat betreft de vrouwtjes niet altijd een brok zelfverzekerdheid tot een vriend wiens tandpasta ik al gebruikte me zei de broeken die je draagt zijn veel te wijd ik liet mij door een spijkerbroekenhomo een broek insjorren met perfecte pas en die zei dat hij nog passender…
als het toeval met de deuren slaat het lijkt of wie je lief hebt je verlaat dan hoop ik dat je hart zo openstaat dat je lust te leven niet vergaat als de moed zakt en de avond valt je machteloos je vuisten balt weet dan dat morgen er voor…
zondagmiddag 1950 met mijn vader naar de kerk voor mij is het een wekelijks uitje voor hem is het zijn dagelijks werk het kerkje staat in Brandebueren Heidenskip noemen de Friezen het de garagehouder komt ons halen met zijn zwarte Chevrolet
op het strand van Ameland was hij als zuigling aangespoeld overboord gegooid op een reddingsboei gebonden hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld en schreeuwde tot hij door een jutter werd gevonden
ik had geen enkel uitzicht meer mijn leven was verzand ik ging naar een zigeunerin en toonde haar mijn rechterhand de vrouw begon te beven en raakte overstuur ze zei in deze lijnen hier zie ik een lange stenen muur
tussen de kale rotsen hier hoor ik geen vogel fluiten er is geen schaduw meer mijn bandjes plakken aan de weg een wolf of wie dan ook bijt mij in de kuiten mijn verzet breekt maar ditmaal niet door pech dan rijst de vraag
veel muziek en weinig woorden hoorde ik toen ik naast jou zat ik kon je nauwelijks beschrijven met mijn beperkte woorden schat veel muziek en weinig woorden hoor ik als ik naar je kijk amper kan ik je bezingen ik heb een te beperkt bereik toen ik twijfelde aan liefde…
bomen moeten lijden bomen hebben pijn dat komt omdat wij mensen slimmer dan de bomen zijn bomen zijn geen denkers ze hebben geen benul dus als het tussen boom en mens gaat is de boom de lul als bomen konden denken was het bos een hinderlaag waarin iedereen zou sterven…
ooit ging mijn vader in de lente met mij naar het kleine meer hij liet mij in het water kijken ik zag mijzelf als oude heer de zomer leek voorbijgevlogen mijn ogen traanden van de pijn want een kind kan nog niet weten wat rimpelingen zijn
ik stond aan de Grand Canyon en ik keek over de rand wat een diepte wat een kleuren dit was meer dan interessant de natuur die hier gevormd was zonder hulp van mensenhand gaf mij een gevoel van heimwee heimwee naar het vaderland
Elsje moet naar Hopsytopsyland want vader gaat met moeder op vakantie ze zeggen dat het leuker is voor Els als zij niet mee gaat naar het vreemde land maar hier gaat spelen met de vriendjes van haar eigen leeftijd.
kijk dat is Kees hij is debiel dat kun je zien aan zijn gezicht hij heeft van die vreemde oren zijn tanden staan te ver naar voren en zijn mond kan niet meer dicht
ik ben geboren in het hoge noorden op nog geen steenworp van het wad ik ging er weg zonder veel woorden te klein te vragen hoe het zat
als ik jou zie dan denk ik laten we gaan ver en voorgoed van het gehuichel hier er moet een plek zijn waar we samen kunnen leven als ik jou zie dan weet ik dat die plek er is
kan een held Jan Koopmans heten calvinist zijn dominee nog wel? kan een held onbekend zelfs vergeten moet een held niet flirten met de hel? kan een held sandalen dragen christelijk kamperen in bos en veld? kon ik het nog maar aan mijn vader vragen wat maakt een mens een…
alles werd anders op de dag dat hij het niet meer zitten zag hij had iets in een kroeg gehoord Café de Zelfkant Kop van Noord waar hij die avond was beland waarop zijn huwelijk was gestrand en op de vraag hoe het leven was zonder doel zonder kompas riep…
wat ik geleerd heb in dit leven is in een simpel woord gezegd hier is de tip die ik wil geven dat je aan niets en niemand hecht niet aan je vader of je moeder niet aan de macht of aan het geld want die zijn volgens mij de oorzaak…
als het koud is in de winter zit een koolmees op mijn tak en dan trekt de felle vrieskou dwars door koolmeesjes verenpak ik hang dan pinda’s aan een lijntje en een flink stuk dik spekzwoerd zo wordt zij, ondanks de koude kogelrond door mij gevoerd als de winter is…
waar moet een mens nog naartoe? eenzaam, verloren, moe verzonken in zorgen verdriet dat maar maalt door zijn kop welke kant kan hij op
achter de façade van glitter en goud staat elke dag dezelfde lach dezelfde sleur je wordt veel sneller oud als je van theater houdt van op- en afgaan door diezelfde deur achter die deur hoor je ze kermen een artiest lijdt wat af achter de schermen
verliefdheid is louter begeren van een vrouw en man dus man en vrouw roepen om hun twijfel te bezweren ik hou van jou blijf eeuwig trouw maar eenmaal goed en wel gehuwd is de verliefdheid snel geluwd komt er een eind aan alle dromen maar onze droom bestaat nog steeds…
kom mee naar de bierkaai, moeder kom mee, ik leid je rond want je vindt me zo veranderd zo grof geworden in de mond
dat je voor een grijs gebouw staat onvoltooid verleden tijd er komt een zoete stank naar buiten heimwee en vergankelijkheid je reed weg over je toeren je was je autosleutels kwijt je dacht een ogenblik ik hoef niet maar je had gelijk al spijt
ga zitten mijn vrienden ik vertel het verhaal van wat mij laatst is overkomen ik was op weg naar de stad ik reed langs het kanaal waar een schip van de zee lag te dromen een vrouw hing de was op keek bezorgd naar de lucht het was een mistroostige…
De bank kijkt uit over het grasveld en opa strompelt er naar toe buiten adem ploft ie op de zitting hij heeft nog niets gedaan en is al moe hij kwam vertellen dat ie stuurman op het schip was en alle kinderen mochten gratis mee dan voelde hij het roer…
ik ga op een morgen wandelen op zoek naar een gedicht de natuur lijkt nog naar nergens de zon geeft amper licht de vogels zingen herfstig een mist hangt over het land en bij de derde boerderij ligt een kadaver aan de kant
nu het nog kan wil ik je verhalen horen weten wat je weggegooid hebt wat bewaard weten waar je vader voor het eerst ontmoet hebt wanneer je me verwekt hebt hoe gebaard heb ik veel gehuild als kind wat ik vergeten ben als man en nu weer wil weten nu…
omdat jij wist dat ik het was en niet je laatste minnaar de knapste van de klas omdat je blozend voor me stond naief en van de kook omdat jij smoorverliefd was daarom was ik het ook
moeder stopte vaders sokken pa met krant dronk een kop thee Truusje hing aan moeders rokken en Keesje keek kleurentv ook Jaap was thuis hij zat te lezen een spannend boek van Robin Hood en door het fluiten van de mezen leek de stemming reuze goed. maar de spanning was…
daar gingen ze de wagen volgeladen het schuifdak open dat was lekker fris de vrouw zei nog we hebben iets vergeten ik zou alleen bij god niet weten wat het is maar toen ze bij de grens waren gekomen sloeg de vrouw onthutst de handen voor haar mond de man…
de koffie pruttelt op het theelichtje en ze bladert in haar plaatjesboek ze is niet alleen, de oude vrouw meneer Parkinson is op bezoek ze kan nog lezen in haar boek omdat haar handen net zo trillen als haar hoofd ze heeft geen pijn, het oude mens meneer Reuma is…
hij had zichzelf een kuil gegraven ogen vochtig vol verdriet handjes wroetend in de aarde want een schepje had hij niet hij had het hazepad gekozen maar waar moet een wees naar toe in de aarde teruggekropen weerloos argeloos en moe
de zure stank is niet te harden net zo min als het lawaai daar waar ze daag’lijks deksels op mayonaisepotten draait
een schreeuw in zwaar bevochten stilte maakt de herdenking tot een klucht de kroonprins slaat met hangend sabel voor ’s lands bestwil op de vlucht de massa ontploft en kinderen huilen ojee een snee een buil een schram ’t is 4 mei en nieuws breekt wet het hek is van…
ik weet wel dat ik soms een beetje voor je vlucht omdat ik bang ben bang voor de verantwoordelijkheid daarom heb ik vandaag geen tijd wacht maar tot morgen want vrijheid is, dacht ik dat je voor niemand hoeft te zorgen
ons land is klein dat weet een ieder dat hebben we op school gehad maar het kan groot zijn in zijn schoonheid ik denk hierbij speciaal aan het wad de zeeuwse wateren zijn ook prachtig zoals in vele folders staat maar zij missen net dat wat het wad heeft en…
het is beter zo het is beter zo het is beter zo veel beter zo mooi woon je hier, pap, in dat bos toe, laat mijn hand eens los dat staat zo kinderachtig ik was de sterkste van de klas toen Sidney er niet was die surinamer van 1.80 opa…
we liepen samen langs t strand met links de zee en rechts het zand een gele vlieger hing in t blauw jij hield van mij en ik van jou er woei een hoedje van de pier tussen de schelpen en t wier vond jij een veer er werd gelachen op…