Mannen zoals ik

Mannen zoals ik
Dat waren vroeger jongens
Die opzagen tegen meneren
Waarvoor ze zich nu zouden generen
Voor zover ik weet
Van die mannen met een luxe wagen
Onder hun reet
Die nooit de weg hoefden te vragen
Omdat de weg er niet toe deed
Om je doel te bereiken
Omdat ze handig konden manoeuvreren
Nonchalante mannen net geen heren
Door een te gejaagde blik
Kortom mannen zoals ik

Jongens zoals ik
Dat waren van die knullen
Die zulke mannen imiteerden
Hun trucjes en gebaren leerden
Spelenderwijs
Hun onbevangenheid verloren
Veel te vroeg wijs
Verdwaalden in kantoren
Om dan veel te vroeg kaal of grijs
Weer dromen dat ze jongens zijn
Jongens die zich nooit vervelen
Die de gewaande onschuld spelen
Waar je in boeken over leest
Jongens die ze zelf nooit zijn geweest

Mannen zoals ik
Leggen hun ziel en zaligheid in muggeziften
Maken geen ruzie meer maar kiften
Over ieder wissewasje
Kunnen niet meer pissen doen een plasje
Kunnen niet meer huilen
Zouden alleen gelaten snel vervuilen
Schuiven met eindeloos geduld
Met hun schuld
Zijn doorzichtig In hun omzichtige manier van doen
Houden nog van hun vrouw
Om haar een plezier te doen
Missen door hun buikje oogcontact met hun pik
Hebben een grenzeloze hekel
Aan mannen zoals ik

Jongens luister kijk
Nooit op tegen mannen
Kijk liever naar de meisjes
En fluister in hun oor
Voor mannen zoals ik te waken
Want die willen kinderen maken
Jongens zoals ik

Mannen zoals ik
Nooit helemaal een jongen
Nooit helemaal een heer
Mannen zoals ik
Dat zijn geen kinderen meer

Tekst: Freek de Jonge
Uit: Langzame Liedjes (1996) Muziek: Robert Jan Stips