Langzame Liedjes

Beluister hier het gesprek van Freek met Richard van Bilsen (Zwarte Kat) over Langzame Liedjes – 23 september 2020


Freek de Jonge aan het begin van dit gelegenheidsprogramma met als rode draad zijn dertigjarig jubileum als cabaretier: ‘Ik heb geflirt met de literatuur, ik ben vreemdgegaan met de televisie en jullie hebben gelachen om een andere cabaretier. Vanavond is een moment van verzoening.’
Vervolgens zingt hij De verzoening van Frank Boeijen, met toepasselijke regels voor de evaluatie van De Jonge’s carrière tot nu toe: ‘Het was een onbekende weg die ik heb afgelegd.’ Drie uur later sluit hij de avond treffend af met zijn herinterpretatie van Je veux de l’amour van Raymond van het Groenewoud: ‘Het is al dertig jaar dat ik in het vak zit… Ik heb succes gekend… Ik wil dat men van mij houdt.’
Tussen deze twee liedjes van anderen in zit louter eigen repertoire. Dat zijn gezongen en gesproken terugblikken op het repertoire van die dertig jaar, zoals anekdotes over en liedjes van het vroege en latere Neerlands Hoop, waaronder klassiekers als Opa, Elsje en Lauwe cola, ouwe platen. Daarnaast bestaat het programma, zoals zo’n ijkpunt past, uit tal van nieuwe(re) nummers, waarin Freek de Jonge zijn artistieke epoque en persoonlijke positie beschouwt. Hij leest literaire verhalen waaruit onder meer zijn hang naar erkenning en roem spreekt. En hij confereert en zingt ernstig over ons gebrek aan daadkracht of vrolijk over personen als Lee – Ik hoef nooit meer kraan te drijven – Towers en gebeurtenissen als de gekkekoeienziekte:

ik moest een koe gaan slachten
zo’n gekke Britse koe
het kon niet langer wachten
haar wezen was taboe
ik ben gek op sudderlappen
doe een moord voor zwezerik
maar ik wil niet in ziekte happen
dus was het zij of ik

In dit lied, maar ook onder meer in het titellied Langzame Liedjes, probeert hij een nieuwe liedvorm uit, die hij later zelf omschrijft als ‘conference op muziek’ en (in het programmaboek van Gemeen Goed) Songference noemt, waarbij hij zich afhankelijk maakt van het improvisatietalent van Robert Jan Stips.
Ook brengt hij, in Mijn held, een ode aan Sjaak Swart, Toon Hermans en John Lennon en, in het ontroerende Nu het nog kan, aan zijn moeder:

nu het nog kan wil ik je verhalen horen
weten wat je weggegooid hebt wat bewaard
weten waar je vader voor het eerst ontmoet hebt
wanneer je me verwekt hebt hoe gebaard
heb ik veel gehuild als kind wat ik vergeten ben als man
en nu weer wil weten nu het nog kan

Tegenover deze zachte kant staat het beschimpen van ons hedendaagse gebrek aan beschaving, zoals op de eerste uitprobeeravond nog eens extra hinderlijk geventileerd door een luidruchtige mevrouw onder het Goudse publiek. Freek de Jonge: ‘Het is die televisie-mentaliteit van u, dat dom, irritant en onnozel overal maar doorheen zitten kwaken…’
Mede door het feit dat het evenwicht nog gevonden moet worden tussen Freek de Jonge als solist en de medewerking van zijn twee musici (en na de pauze drie, want dan speelt Hella de Jonge mee op viool), blijft Langzame Liedjes een zoektocht. Of zoals Freek het zelf stelt: ‘Het zijn allemaal losse ideetjes die nog een keer uitgewerkt moeten worden.’ Aangezien dit gelegenheidsprogramma slechts vier keer zal spelen, zal dat niet meer lukken in die periode. Maar gelukkig valt daarna het besluit Langzame Liedjes een half jaar later te hernemen, dan onder de titel Gemeen Goed. Nu heeft de voorstelling nog de ongedwongen sfeer van een openbare repetitie, wat nog wordt versterkt door Freeks onhandige omgang met zijn laptop, de dwarrelende tekstvellen over het podium en de vele misverstanden tussen Freek en de anderen.

Als altijd ontwerpt Hella de Jonge het decor, met tal van attributen die verwijzen naar dat jubileum, zoals het bordje Hulde aan de jubilaris, slingers, confetti, kratten met drankflessen en uitgestalde cadeautjes. De feestverlichting en de opstelling van losse stoelen en muziekinstrumenten in een ruimte die oogt als een feestzaal, doet meteen denken aan Toeters en bellen, het jubileumprogramma van… Bram Vermeulen! Die speelde dat in 1992, precies 25 jaar na het begin van Neerlands Hoop. Dat is een grappig toeval, want Freek en Hella de Jonge zagen die voorstelling destijds niet. De Jonge geeft nog wel een sneer naar Vermeulen, want hij weet wel van diens 25-jarig jubileum­programma, maar wekt de indruk dat die dat pas vorig jaar heeft gespeeld. Zulke opmerkingen over collega’s, als ook Youp van ’t Hek, zijn inmiddels speldenprikken, die dan ook niet getuigen van kwade bedoelingen, maar van De Jonge’s sterke behoefte erkend te worden en te blijven als de grootste cabaretier van zijn generatie.

[Tekst gaat door na de foto’s]

Foto: Marc Mildner

COULISSEN

Net als bij Frits het geval was, is het Nieuwe De la Mar de aanleiding voor dit muzikale samenwerkingsverband tussen Freek de Jonge en de voormalige Nits-leden Robert Jan Stips en Martin Bakker. Nieuwe De la Mar-directrice Hanneke Rudelsheim benadert Freek de Jonge met het verzoek het theaterseizoen 1996-1997 te openen met een speciale voorstelling.

Freek de Jonge (in het nawoord van de heruitgave van Iets rijmt op niets): ‘Ik wilde meteen weer iets met muziek. Deze keer een wat intiemer concert, met meer nadruk op het cabareteske in plaats van nog eens op 52-jarige leeftijd de oude rocker uit te hangen.’

In het persbericht van het Nieuwe De la Mar spreekt hij van De avond van het chanson; in de voorstelling zelf wordt zijn dertigjarig jubileum het uitgangspunt.

De geplande voorstellingen hebben plaats op donderdag 29 t/m zaterdag 31 augustus. In Gouda probeert hij op woensdag 28 augustus uit.

Deze vier gelegenheidsvoorstellingen krijgen van februari t/m mei 1997 een vervolg met het programma Gemeen Goed. Daarmee sluit hij, zo meldt hij (in Trouw, 28 december 1996), zijn carrière als theatermaker van grote voorstellingen ook af. Het is, nadat hij dit in 1985 en 1990 ook voornemens was, de derde keer dat hij hiertoe besluit. Freek de Jonge:
‘Nog voor de eeuwwisseling wilde ik met een nieuwe roman komen. Het idee is er, maar ik moet me er echt toe zetten. (…) Het theater zal er tijdelijk voor moeten wijken. Nou wordt dat in de toekomst ook gemakkelijker. Vanaf februari zou ik een als “multimediale musical” aangekondigde voorstelling spelen van mijn roman Zaansch Veem. Dit plan komt steeds weer opborrelen, maar heb ik nu definitief van tafel geveegd. Ik herneem Langzame Liedjes, het programma dat ik in augustus slechts vier keer speelde. Het wordt herschreven en omgedoopt tot Gemeen Goed. Ik speel het met drie muzikanten, onder wie wederom Robert Jan Stips. Dat wordt de laatste grote show van mijn carrière. Daarna wil ik meer kleine, incidentele dingen gaan doen, zoals ik die zo vaak speelde de voorbije jaren. Dus een paar maanden alleen of met musici of met mensen van andere disciplines een programma ontwikkelen, dat een aantal keer opvoeren en vervolgens weer wat anders gaan doen. Dan kan ik me dus ook makkelijker tot het schrijven zetten. Zo’n aanpak past veel beter bij mijn rusteloze karakter. Het verveelt me allemaal nogal snel. Ik weet ook wel dat een voorstelling na vijftig keer spelen op haar best is, want dan beheers je de materie pas. Maar ik vind die eerste momenten het mooist, zoals je die ook als literator ervaart. Je wordt geconfronteerd en vervolgens op een bepaalde manier overrompeld door de werking van je materiaal en de inspiratie die ervan uitgaat. Daar loop je in vast en dan krijg je een periode waarin je het hartstikke moeilijk vindt om te doen. En toch stel je alles in het werk om er weer greep op te krijgen en dat lukt je natuurlijk ook. Ik denk dat dit creatieve proces mijn grootste drijfveer is. Ook nu ik er zo over zit te praten, krijg ik ideeën. De creatieve bron is nog lang niet opgedroogd.’

KRITIEKEN

Zoen, Ja, Help, Pret, Wel, Leuk, Geluk, Vlug. De suikergoedspecialist zal deze uitroepen ongetwijfeld herkennen: hartjes. Freek de Jonge laat na drie uur optreden schalen met zakjes snoepgoed door de zaal gaan. Vlak daarvoor heeft hij een slingerpad afgelegd, zoals hij dat alleen kan. Eerst schreeuwt hij vol overgave de door Raymond van het Groenewoud ingefluisterde hartekreet Je veux de l’amour. Dan verklaart hij materialistisch toch liever geld te willen. Maar, zo vervolgt hij altruïstisch, met dat geld wil hij cadeautjes kopen. Dus toch liefde? Ja en nee, want met die zoete cadeautjes wil hij het publiek aan zich binden. Kortom, Freek de Jonge is er na dertig jaar nog steeds niet uit. Moet hij nou aardig zijn voor het publiek of vooral aardig voor zichzelf? Met Langzame Liedjes, waarmee het Nieuwe de la Mar het seizoen opent, laat De Jonge zien dat die twee belangen uitstekend te combineren zijn.

De bron is nog lang niet opgedroogd. Driemaal laat Freek de Jonge dit seizoen van zich horen. Tweemaal groot (Oudejaarsconference en een solo-musical) en eenmaal klein. Dat laatste is relatief. Want ook al wordt Langzame Liedjes maar een paar keer gespeeld en is het een mengeling van oud (Neerlands Hoop-repertoire en een stukje uit de nieuwjaarsconference De Brand), half nieuw (interview met literair geïnteresseerde schoolkrantredacteur uit Enkhuizen) en nieuw materiaal, het is door de aankleding, personele bezetting en het enthousiasme van De Jonge een meer dan volwaardige theateravond.
Toetsenist Robert Jan Stips was vorig jaar al in beeld met de groep Frits, de gelegenheidssamenwerking tussen Freek en de Nits. Nu volgt hij samen met bassist Martin Bakker met eindeloos geduld, zicht- en hoorbaar plezier, en perfect muzikaal gevoel de onverwachte sprongen die Freek maakt, en houdt hij de cabaretier muzikaal op de been als deze piano tracht te spelen. Na de pauze krijgt de begeleiding nog meer kleur als Hella de Jonge op viool erbij komt.
Freek de Jonge staat in Langzame Liedjes als de jubilerende artiest. Uit de feestwinkel zijn attributen gehaald die doorgaans zeer treurig stemmen, maar die door de ironische voordrachten van Freek toch weer feestelijk worden. In de verhalen en liedjes herkennen we een aantal terugkerende thema’s en vragen: Waarom hebben zo weinig mensen in de gaten dat ik een echte schrijver ben? Waarom lopen er toch zoveel beunhazen in het cabaretvak rond die slechts een heel klein stukje van het terrein bestrijken en daar onevenredig veel succes mee boeken? Houdt het publiek nog wel van mij? Deze vragen zijn deels uit frustratie geboren. Toch leiden ze bij Freek niet tot vervelend chagrijn, maar tot veel loltrappen en zinnige overpeinzingen. Freek de Jonge laat zich ondanks zijn enorme staat van dienst nog steeds opjagen/stimuleren. En het publiek heeft daar alle baat bij.’ (Patrick van den Hanenberg in de Volkskrant, 30 augustus 1996)

SPEELDATA

28 t/m 31 augustus 1996.

MUZIEK

Bram Vermeulen (Neerlands Hoop-repertoire), Henk Hofstede/Robert Jan Stips (nieuw repertoire); Frank Boeijen (tekst en muziek De verzoening) en Raymond van het Groenewoud (tekst en muziek Je veux de l’amour).

GEZELSCHAP

Freek de Jonge, muzikaal bijgestaan door Robert Jan Stips (toetsen en accordeon), Martin Bakker (gitaar en contrabas) en Hella de Jonge (viool).

PUBLICATIES

Tekst

Een aantal van de nieuwe liedteksten staat afgedrukt in de uitgebreide heruitgave van Iets rijmt op niets (1997) en Leven na de dood (2004). Het betreft: Doodgewoon, Je kunt niet zingen, Langzame liedjes, Leen Huizer, Mannen zoals ik, Mijn held, Nooit weer, Nu ’t nog kan en Stel.
Ook Ik moest een koe gaan slachten is opgenomen in die bundels, maar wordt daarin abusievelijk toegeschreven aan Het Luik, de oudejaarsconference die hij vanaf oktober 1996 gaat uitproberen. Dit lied, op muziek van Robert Jan Stips, is een van de drie liedjes op het cd’tje dat is gevoegd bij het programmaboekje van de theatervoorstelling Gemeen Goed (1997).
In Wees niet bang (2007) staan Mannen zoals ik, Mijn held, Nooit weer en Nu ’t nog kan.

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]