De zoon van visser Kwakman

In het kleine vissersdorpje
Aan de oude Lange Kaa
Wacht de zoon van visser Kwakman
Op de terugkeer van zijn pa
Hij kijkt halsreikend naar de einder
Van het grijze IJsselmeer
En gelijk een sneeuwvlok op een molshoop
Daalt de winteravond neer

Overmorgen is het Kerstmis
En pa moet zingen in het koor
Wat zit je daar te kleumen Klaasje
Klinkt plots de stem van de pastoor
Ik wacht op vader die is vissen
Met Kerstmis is hij altijd thuis
Dan moet jij maar op God vertrouwen

Zegt de pastoor en slaat een kruis

Maar het is nu al half negen
En er is nog geen mast te zien
Terwijl de knaap zit te vertrouwen
Wordt het ongemerkt half tien
Buiten wordt het almaar kouder
Ja zijn neus bevriest zowat
Dan schiet hem opeens te binnen
Als ik eens tot Jezus bad

Devoot vouwt hij de verkleumde knuistjes
En vraagt Heer Jezus is mijn vader ver
Dronken of nog aan het vissen

Dan opeens ziet hij een ster
Kijk in die ster dat is een spiegel
Klinkt er een onbekende stem
Hij kijkt omhoog en ziet zijn vader
Voor op het schip die zwaait naar hem

Dit wordt de vissersknaap te machtig
Hij rent naar huis naar moeder toe
Onkundig om een woord te zeggen
Wees maar gerust troost hem zijn moe
En eindelijk na een mok anijsmelk
Komt de knaap weer wat bij stem
Struik’lend over zijn tong zegt hij
…Ik zag de ster van Bethlehem

En in die ster zag ik ons vader
Zwaaiend op de voorplecht staan
Ja dat zag ik weet nu zeker
Die komt overmorgen aan
Moeder brengt de knaap naar boven
En legt hem koesterend op één oor
En inderdaad ontbreekt Kerstavond
Kwakman niet in het mannenkoor

Laat ons kinderen hieruit leren
Te vertrouwen op die Ster
Want daarin zie je steeds je Vader
Ook al is hij nog zo ver

Tekst: Freek de Jonge
Uit: De Openbaring (1982)  Muziek: Geen