Ze brengen je ter wereld
Ze brengen je ter wereld
Maar het licht is veel te fel
Ze pakken je bij je lurven
En je krijgt meteen een lel
Je hebt het koud
Hangt te blèren op je kop
Dan knippen ze het lint door
Want de moederkoek is op
Wie is die man
Die mij steeds wakker port
Wie is die vrouw
Die haar borst in mij leegstort
Waarom waarom
Moet ik dat schuurpapier weer om
En waarom draait die kleine meid
Mijn arm steeds uit de kom
Je eet je huilt je slaapt
Je groeit een week of tien
Tot je eindelijk de smoelen
Van die uitslovers gaat zien
Er wordt van je verwacht
Dat je vrolijk om ze lacht
Maar ze zijn helemaal niet geestig
En zo lelijk als de nacht
Wat doet die man
Met die bril steeds in mijn buurt
Wie is die vrouw
Die de pap in mij plamuurt
Waarom moet ik
Eten als ik het vertik
Terwijl dat kleine valse kreng
Steeds in mijn ogen prikt
Die eerste negen maanden binnen
Hield ik het nog wel
Maar nu ik er zolang uit ben
Weet ik dit is de hel
Ik zou het beste er aan doen
Als ik meteen vertrok
Maar dat kan niet want mijn kop
Zit klem tussen de spijlen van de box
Het is mijn pa
Die steevast om me lacht
Het is mijn ma
Die me vetmest voor de slacht
En wie loopt daar rond
Met dat touwtje met een lus
Dat is dat kleine valse kreng
Mijn jaloerse zus
Ze roepen maar dat ze me
Voor niemand willen ruilen
En leveren me willoos over
Aan de handen van het bezoek
Wat kan je anders doen
Dan hele dagen huilen
Of je fles uitkotsen
Op een pasgestoomde broek
En ze roepen maar dat ze
Je niet willen missen
Maar stoppen me dan zo in bad
Dat ik bijna verdrink
Wat kan ik anders doen
Dan tegen de klippen op te pissen
En een drol te draaien
Waar het hele huis naar stinkt
Tekst: Freek de Jonge
Uit: Neerlands Hoop Interieur (1976)