Pak ze aan die provincialen

Ik loop met mijn hoofd in de wolken
Neem een voorschot op de roem
Met een koffer vol illusies
Die ik idealen noem
Het is voorjaar ’68
Het is oorlog in Vietnam
Ik wil de wereld gaan verbeteren
En begin met Amsterdam

Voor een man uit de provincie
Is Amsterdam een grote troep
Glij je niet uit over kapotjes
Trap je wel in de hondenpoep
Word je niet op de markt bestolen
Word je wel op straat gedold
Krijg je geen oneerbaar voorstel
Worden je zakken wel gerold

Ik raap een blikje uit de goot en
Gooi het in een vuilnisvat
Ik zet een rijwiel overeind
Een agent denkt dat ik het jat
Ik zeg ga echte boeven vangen
Er ontstaat iets van een rel
Na een uur wereldverbeteren

Zit ik in een politiecel
Mijn koffer mag niet mee de cel in
De veters moeten uit mijn schoen
Er moet een agent naar de wc mee
Als ik een grote bah moet doen
En als ik schuldig op mijn brits zit
Nadat ik alles heb bekend
280 Gaat een cel verder iemand zingen
Met een Jordanees accent

Pak ze aan die provincialen
Lok ze in een donkere steeg
Laat ze het gelag betalen
Voer ze dronken schud ze leeg
Deze stad gebouwd op palen
Heeft aan pottenkijkers lak
Arresteer de provincialen
Gooi die boeren in de bak

Pak ze aan die provincialen
Sla ze op hun boerenkop
Zeg dat ze een bakkie kunnen halen
In een leuke koffieshop
Ontken ontmoedigen ontziel hem
Spreek tegen wat hij ook beweert
Geef hem op ieder wiel een wielklem
Als hij weer eens verkeerd parkeert


Tekst: Freek de Jonge
Uit: De Vergrijzing (2004) Muziek: Robert Jan Stips