Eeuwige jeugd
Ooit liep mijn vader in de lente
Met mij naar het kleine meer
Hij liet me in het water kijken
Ik zag mijzelf als oude heer
De zomer vloog voorbij
Mijn ogen traanden van de pijn
Een kind kan nog niet weten
Wat waterrimpelingen zijn
Toen de herfst begon te razen
Liep ik alleen naar het kleine meer
Bezag mijzelf in het zwarte water
Zag mijn jongenstrekken weer
Wie weet dat rimpelingen
Gevolg zijn van de wind
Kan altijd in de spiegel kijken
En zichzelf weer zien als kind
Eeuwige jeugd is zonder spijt
Geen flauw benul van plaats of tijd
Er is alleen maar heden
Geen toekomst of verleden
Zolang me heugt
Eeuwige jeugd
Nu is het wachten op de winter
Niet alleen mijn haar wordt grijs
Ik zal weer naar het kleine meer gaan
Om voet te zetten op het ijs
Het harde water zal mij dragen
Tot de winter weer verveelt
Ik zal verzinken in de lente
Verdrinken in mijn spiegelbeeld
Eeuwige jeugd is zonder spijt
Geen flauw benul van plaats of tijd
Er is alleen maar heden
Geen toekomst geen verleden
Zolang me heugt
Eeuwige jeugd
Tekst: Freek de Jonge
Uit: Parlando (2002) Muziek: Boudewijn De Groot