De vondeling van Ameland
Op het strand van Ameland
Was hij als zuig’ling aangespoeld
Overboord gegooid op een reddingsboei gebonden
Hij had zich op de golven als in de baarmoeder gevoeld
En schreeuwde tot hij door een jutter werd gevonden
Ameland sprak schande van de jutter
Een zonderling die leefde van de wind
Die al de raarste dingen had gevonden
Hoe kwam die jutter nou weer aan dat kind
Als hij er daags op uit ging om te jutten
Moest de zuig’ling altijd met hem mee
En toen die na een jaar begon te praten
Was zijn eerste woordje zee
Op het strand van Ameland
Speelde de zuig’ling jarenlang
De jutter was zijn meester
Die hem wijze lessen leerde
Hij stond wijdbeens in het zand
Was voor de woeste zee niet bang
Schreeuwde net zo lang tot het tij zich keerde
Ameland sprak schande van de kleuter
Die vondeling die spotte met de wind
Hoe was het in vredesnaam toch mogelijk
Dat de zee zich terugtrok voor een kind
Wat hij riep zou niemand kunnen zeggen
Dat was uit de verte moeilijk te verstaan
Toen ze het de jutter vroegen zei die
Volgens mij roept hij: ik kom eraan
Ik kom eraan ik kom eraan
Zee zon wind oceaan
Ik kom eraan
Op het strand van Ameland
Stond hij als knaap in de avondzon
Hij zei geen woord
Begon zich langzaam uit te kleden
De vloed kwam hem tegemoet
Hij zag alleen de horizon
Draaide zich nog eenmaal om
En liep de zee in
Ameland sprak schande van de jongen
Die naakte zonderlinge wonderling
Men had zich bovenop de duin verzameld
Omdat men voelde dat er iets gebeuren ging
Toen begon hij plotseling te schreeuwen
Zo hard tot het tot aan de duinen klonk
Even zag men hem op het water lopen
Voor hij in de diepte zakte en verdronk
Uit: Parlando (2002) Muziek: Boudewijn De Groot