Volendam

Het jaar 2009 begint met een stoot onder de gordel. Het weekblad HP/De Tijd wijdt op 30 januari een groot artikel aan Het verval van Freek de Jonge. Een vermoeide, ongeschoren Freek de Jonge op de cover en in de tekst veel (nogal oude) bij elkaar geraapte citaten van collega-cabaretiers. Dit alles om toch vooral de suggestie te wekken dat het gedaan is met die chagrijnige zeurpiet, hork, moraalridder en betweter. Tijd om te stoppen dus.
Stoppen? Het wordt het jaar van zijn theatrale invulling van de jaarlijkse Kellendonk-lezing (februari), maar nog meer van een voorstelling rond Neerlands Hoop (juni en oktober) en bovenal van allerlei activiteiten in het kader van de tentoonstelling die het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid (van juni t/m oktober) wijdt aan zijn oeuvre. Dit ter gelegenheid van het feit dat hij op 20 juni veertig jaar in het theater werkt en op 30 augustus 65 jaar zijn leven leeft.
Vervolgens maakt hij ook nog vier cabareteske documentaires voor de VPRO en het digitale kanaal Holland Doc 24. Daarin keert de 65-jarige terug naar de plaatsen uit zijn jeugd om herinneringen op te halen en om op te treden. Deze Cabadocu’s, zoals hij ze noemt, worden gevolgd door inspeelvoorstellingen van de nieuwjaarsconference Volendam. Als die wordt uitgezonden is het inmiddels 2010.

 KELLENDONK-LEZING

Freek de Jonge’s Kellendonk-lezing heeft plaats op 16 februari 2009 in Concertgebouw De Vereeniging in Nijmegen en is getiteld Komt u volgend jaar maar terug. Uit de flaptekst van de uitgave van de Radboud Universiteit blijkt waarom men Freek de Jonge heeft gevraagd:

Bij zoveel aandacht voor zijn theaterwerk vergeet men vaak dat De Jonge eind jaren tachtig, begin jaren negentig, ook als romancier actief is geweest: ‘Zaansch Veem’, ‘Neerlands Bloed’, ‘Opa’s Wijsvinger’. Over deze romans is gezegd dat de thematiek verwantschap vertoont met die van auteurs als Oek de Jong, Andreas Burnier, Gerard Reve én Frans Kellendonk. Wat deze auteurs met elkaar gemeen hebben, aldus menig literatuurbeschouwer, is dat zij in hun werk op zoek zijn naar een nieuw godsbeeld, onder het mom van, om zo te zeggen, ‘als ik hem zoek, dan moet hij toch bestaan’. In dit verband is het volgende citaat uit ‘Opa’s Wijsvinger’ illustratief en tekenend voor De Jonge’s literatuur- c.q. kunstopvatting: ‘Faust gaat over de vraag hoe het is te leven zonder religie; wij dienen ons zo langzamerhand af te vragen hoe het is te leven met religie. Daar zou kunst over moeten gaan!’

Freek de Jonge leest van papier. Aanvankelijk vooral zittend in een fauteuil, die naast een tafeltje met zijn laptop staat. De laptop staat aan, maar hij gebruikt die niet. Halverwege de lezing, die ruim een uur duurt, stuurt hij even aan op een -applaus: ‘In het theater klinkt dan een applausje en dat is niet zo zeer bestemd voor de artiest, maar meer voor het publiek om even een punt ergens achter te zetten. Gaat uw gang! Want je gaat toch op de een of andere manier steeds meer verkrampen tijdens zo’n toespraak…’

Het is een lezing in negen bedrijven, te beginnen met twee filosofische verhandelingen over onder meer religie. Die worden gevolgd door afwisselend vier liedteksten die hij declameert (Reikhalzend verlangen, Vaders stem en Wees niet bang en een nieuwe tekst: Kraak me) en drie verhalen. Vooral staand en lopend vooraan op het podium illustreert hij daarin zijn opvattingen uit de eerdere verhandelingen. En hij past ze toe door ze volledig en steeds humoristischer op zichzelf te betrekken: ‘De wat jongere cabaretier zocht, omdat hij zich aan hem schatplichtig voelde, contact met een wat oudere cabaretier, een gewezen wereldverbeteraar. (…) Laten we die wat oudere cabaretier voor het gemak maar even “ik” noemen.’
Enkele van de verhalen komen in december terug in Freeks Nederland en het titelverhaal zal terugkeren in de voorstelling Volendam.

De organisatie van de Kellendonk-lezing is gewend al op de avond zelf een boekje met de tekst uit te geven. Freek de Jonge heeft geëist eerst zijn lezing te kunnen houden en pas daarna de tekst in te leveren voor uitgave ervan. Dat boekje verschijnt later in het jaar. Op de achterkant heeft hij het thema van zijn lezing in woorden proberen te vangen:

Met de vraag ‘Wat wil ik zeggen en waarom?’ houdt Freek de Jonge zich al meer dan veertig jaar bezig. Het ‘waarom’ evolueerde in die vier decennia van blinde ambitie via hoogdravend wereldverbeterend idealisme tot het berustende: van thuis zitten word je ook niet vrolijk.

Het ‘wat’ maakte de ontwikkeling door van onbewuste absurditeit via pretentieus zelfonderzoek naar… ja, naar wat?

Het antwoord geeft hij hier niet, maar zit vervat in de titel en in het laatste verhaal: Komt u volgend jaar maar terug. De lezing is bovenal een ode aan het geduld:

Nog drie keer ben ik gegaan, steeds met een andere vraag. Steeds luidde het antwoord: ‘Komt u volgend jaar maar terug.’ En als ik ongeduldig begon met ‘ja, maar’, fluisterde de meester: ‘Geduld.’ En opeens (…) had ik het door. (…) ‘Geduld’, dat was het antwoord. Dat was het antwoord op alle vragen. Wat is de sleutel tot verantwoord leven? Geduld. Is er leven na de dood? Geduld. Wat is het eeuwige leven anders dan een kwestie van geduld. Duurzaamheid, het modewoord van deze tijd, geduld. ‘Geduld’ is de voltooide tijd van ‘dulden’. Wie kan ‘dulden’ heeft ‘geduld’. Wie kan ‘dulden’ wordt ‘geduld’.
Ik was overtuigd van mijn inzicht. Na een jaar ging ik terug en zei tegen de meester: ‘Ik ben hier voor de laatste keer. Ik heb het begrepen. Het antwoord op alle vragen is geduld.’ (…) Wat zei de meester? ‘Kom volgend jaar maar terug.’ (…) Toen wist ik het zeker en ben gaan mediteren. Mediteren? Ja, dat is een ander woord voor ‘geduld oefenen’.

TENTOONSTELLING ‘KIJK! DAT IS FREEK’

Als dat boekje verschijnt, is in het Hilversumse Mediapark de voorbereiding van de tentoonstelling Kijk! Dat is Freek al in volle gang. In deze overzichtstentoonstelling blikt het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid vier maanden achtereen – van eind juni tot eind oktober 2009 – terug op zijn veertigjarige theatercarrière. Een lange videowand projecteert een tijdsbalk met niet alleen zijn leven en werk, maar ook de belangrijkste gebeurtenissen van het desbetreffende jaar. En er zijn jukeboxen en kijkdozen met materiaal. De circuspiste geeft toegang tot vier verschillende paviljoens. In Het Liedjespaleis staat de muziek centraal, in De Freak de entertainer, in De Grote Mond de conferencier en in De Blaaskaak de cabaretier in zijn omgang met de media. En wie goed kijkt, ziet dat er grappen zijn toegevoegd. Zo ziet de bezoeker van De Freak een videopresentatie met Freek als kassajuffrouw met grijze pruik, knalroze jurk en vlinderbril en verveeld bezig met lippen stiften, nagels vijlen en in boekjes bladeren. Het is een van de ideetjes waarmee zoon Jelle de Jonge zijn stempel op het geheel heeft gedrukt.
In totaal bestaat deze multimedia-expositie uit zo’n 27 uur bewegend beeld, gepresenteerd tussen veel foto’s, decorstukken uit voorstellingen en andere bezienswaardigheden. Bij de toegang tot het gebouw staat een mozaïek van twintig vierkante meter opgesteld, getiteld Water en vuur. Twintig panelen vol geweld van de natuur (de tsunami) en mensenhanden (de brandende Twin Towers), maar met in het midden een grote Boeddha. Die staat er als symbool van rust en balans, als teken van het feit dat te midden van de chaos altijd de mogelijkheid bestaat om te ontsnappen. Hella en Freek de Jonge maakten het mozaïek speciaal voor deze gelegenheid. Ook de tentoonstelling stelden ze voor het grootste deel zelf samen, aangezien er bij Beeld en Geluid niemand was met overzicht op de hele carrière. En dus maakten ze, geadviseerd door Jelle, zelf een selectie uit het materiaal. Freek de Jonge: ‘Wat op zichzelf niet het allerleukste werk is: ik maak liever iets nieuws dan dat ik iets ouds bekijk.’

Het Eerste Uur

Tijdens de tentoonstelling geeft Freek de Jonge ook enkele optredens en masterclasses, zoals een cursus liedjes maken voor dertienjarige scholieren. Jelle de Jonge filmt het, zodat andere jongeren de les op een later tijdstip kunnen zien op de website van het instituut.
Dan heeft Freek de Jonge ook alweer een paar optredens in het land gegeven. Het Eerste Uur noemt hij de optredens, in juni 2009, in het Koningstheater in Den Bosch en in de Stadsschouwburg Haarlem. Dat Haarlemse optreden heeft plaats op 20 juni, precies veertig jaar na het eerste optreden, op diezelfde plaats, van de Dutch Music & Comedy Show Neerlands Hoop in Bange Dagen.
Het Eerste Uur is een terugblik op Neerlands Hoop en bestaat uit liedjes als Bello de hond, Elsje (Hopsi-Topsi-land), Kijk dat is Kees en Opa en conferences als Whiskey en een gespeeld telefoongesprek met het koninklijk huis, al kan dat nu niet meer met koningin Juliana of prins Bernhard en dus kiest hij ervoor zogenaamd prinses Máxima aan de lijn te hebben.
De avond herhaalt zich in oktober nog een keer in Theater Carré, dan onder de titel Neerlands Hoop Solo.
Als toegift vertelt hij nog een laatste anekdote over Neerlands Hoop. Om eraan toe te voegen dat het zijn verhaal is en dat Bram misschien een andere versie had. ‘Dat is het probleem met geschiedenis: die wordt door de levenden verteld.’

FREEKS NEDERLAND

Zijn persoonlijke levensgeschiedenis gaat hij ook vertellen. Dat doet hij in een vierdelige documentairereeks die hij ter gelegenheid van zijn 65ste verjaardag maakt voor de VPRO en het digitale kanaal Holland Doc 24. Die mondt uit in de nieuwjaarsconference Volendam: eigenlijk dus de vijfde aflevering. Hella de Jonge is verantwoordelijk voor de samenstelling en regie van de serie, inclusief Volendam. In twee keer 45 minuten keert Freek de Jonge vier decemberweken achtereen terug naar de plaatsen uit zijn jeugd om herinneringen op te halen en om op te treden.

De eerste 45 minuten zendt de VPRO uit als aflevering 1A t/m 4A. Voor het B-gedeelte kunnen de kijkers direct na de televisieuitzending naar internet: op Holland Doc 24 gaat hij dan verder op de materie in.

Freeks Nederland omschrijft hij zelf als Cabadocu’s. En alle vier de afleveringen krijgen als motto mee: ‘Hoe het was, is en wordt.’ Die titel ontleent hij aan een boekje over Zaandam. Dat heet Hoe het was, is en wordt in Zaandam. Zaandam staat centraal in de derde aflevering. De eerste handelt over Westernieland. In dat Groningse dorpje met slechts zo’n 250 inwoners woont hij tot hij anderhalf is. Daarna verhuist het gezin naar Workum (aflevering 2), Zaandam (aflevering 3) en ten slotte naar verschillende plaatsen in Zeeland (aflevering 4).

Aan Westernieland heeft hij natuurlijk geen tastbare herinneringen:

Terugkeren naar plaatsen van herinnering en het verschil ervaren tussen kijken in onwetendheid en het kijken met kennis; kijken vanuit horen-zeggen, je afvragen of wat je hoorde waar was en waar je was toen je het hoorde. En kijken vanuit kennis, beperkte kennis; je kunt niet alles weten, je kunt niet alles zien. (…) Ik keerde terug naar de plek waar mijn leven begon. Nieuwsgierig naar wat ik nog wist en vooral: naar wat ik nooit geweten heb. Ik zocht een zaaltje in de buurt om herinneringen op te halen, mijn geheugen op de frissen en te horen of het publiek mij wijzer kon maken.

Zo zijn alle afleveringen opgebouwd: hij brengt bezoeken aan het huis waar hij woonde, de kerk waar zijn vader dominee was en de mensen die hij kende en hij geeft informatie over de plekken die van grote invloed zijn of zijn geweest voor het dorp, de stad of de streek. In de eerste aflevering is dat onder meer de Zeehondencrêche in Pieterburen, met een langer gesprek met Lenie ’t Hart in de B-aflevering. En in Westernieland zelf is het Kamp De Slikken, waar arbeiders in het kader van de werkverschaffing de latere Linthorst Homanpolder indijkten en waar na de oorlog NSB’ers werden geïnterneerd. In de B-aflevering gaat hij ook daar uitgebreider op in.
Freek de Jonge wisselt sfeerbeelden af met gesprekken met buurtbewoners en deskundigen en hij treedt op in de culturele centra en theaters. Die optredens leveren het mooiste materiaal op, omdat zijn publiek bestaat uit de personen met wie hij optrok en de generatie van de tijd waarover hij spreekt. Vaak betrekt hij hen ook bewust in de voorstelling. Zo komen humor en geschiedenis prachtig samen. Per aflevering gaan de opnamen van het optreden een grotere rol spelen en zo werkt de serie ook op die manier toe naar de nieuwjaarsconference Volendam.

De tweede aflevering gaat over Workum, waar hij woont tot aan zijn zevende. Hij heeft veel kritiek op de stad nu. De bevolking keek Jopie Huisman met de nek aan, maar heeft nu wel Jopie Huisman-gebak om een slaatje uit hem te slaan. En neem het Jopie Huisman Museum: het bestaat bijna 25 jaar en zou de trots van de stad moeten zijn, maar ook dat is een speelgoedje van de middenstand. Freek de Jonge: ‘Wat laten jullie allemaal gebeuren hier? Waar is de geest van Workum gebleven?’
Tijdens zijn optreden in cultureel centrum De Klameare vertelt hij over zijn jeugd. Zoals over hoe hij tegen de wereld aankeek met de verkeerde bril die hij op kreeg. Die werd abusievelijk verwisseld met die van een andere slechtziende domineeszoon. En het gaat over de inwijding van de Sint Gertrudiskerk, waar hij als kind niet bij mocht zijn. Hij zingt De stem van vader, maar dan in het Fries.
Ook vertelt hij het verhaal dat al onderdeel uitmaakte van zijn Kellendonk-lezing. Dat gaat over de middag waarop hij een boek uitreikt dat verschijnt in het kader van het Friese Merenproject. De gasten bezoeken die avond een locatievoorstelling van het Friese theaterfestival. Na afloop lijken sommigen van slag, omdat ze niet kunnen vertellen wat ze hebben gezien:

Hoe is het mogelijk, vroeg ik mij af, dat mannen die geen enkele moeite hebben met de absurditeit van hun bestaan, de idiotie van hun beleid, de waanzin van hun prioriteiten, hun noodlottige gevangenschap in de economische doctrine, door drie kwartier abstractie zo van de kaart zijn? Wat is er met hun onschuld en vermogen tot verwondering gebeurd? Waarom is begrijpen voor de mens het hoogst haalbare geworden? (…) Wat is er gebeurd tussen de oerpolder met zijn eenvoudige bevolking, die angst bezwoer met groteske verhalen en deze chique ambtenaren die hun angst wegbluffen met megalomane projecten en gesubsidieerde festivals? Het mysterie is een probleem geworden.

De laatste uitspraak ontleent hij aan de Vlaamse filosoof Herman De Dijn, hoogleraar in Leuven.

De mensen zijn met een andere bril gaan kijken, zo vertelt hij, waarmee hij terugkomt op dat verhaal van die verkeerde bril die hij droeg. En hij eindigt vanaf deze tweede aflevering steeds met een sonnet, waarin alle onderwerpen uit de uitzending nog eens terugkomen. Zoals in de tweede aflevering zijn bezoek aan het Eerste Friese Schaatsmuseum met de afgevroren teen van Karst Leemburg, in 1929 winnaar van de vierde Elfstedentocht. Maar ook de dood van zijn broertjes, een tweeling die na drie dagen overleed als gevolg van een negatieve resusfactor:

De afgevroren teen behoort tot het verleden:

buiten schaatsen is een vergane sport.
Toch wacht men hier getrouw op de elfsteden,
terwijl het weer steeds warmer wordt.
Het meeste leed in deze streken is geleden;
het was en is zoals het nooit meer wordt.
De jeugd trekt gretig naar de grote steden;
de middenstand gokt op de watersport.

 

Mijn vader zag Abe van Ajax winnen;

de restauratie was een zaak van jaren;

voor mijn broertjes kwam vers bloed te laat.

 

Je mag wel zeggen dat het gaat zoals het gaat.
Herinneringen kun je niet bewaren.

Ik was een jongen voor wie alles ging beginnen

Waar het dan allemaal begint, is Zaandam, waar hij woont tot zijn achttiende en waar hij anders naar meisjes gaat kijken. Centraal stelt hij de vraag wat er gebeurd is met Zaandam sinds hij is weggegaan. Zaandam werd Zaanstad. Het Zaan-theater kwam, waar inmiddels zijn lied De Zaan in een raam gegraveerd staat.

Ook hier heeft hij veel kritiek op de stad, want in het ooit zo progressieve ‘rode Zaandam’ stemt nu tweeëntwintig procent van de kiezers op de PVV. En het centrum is een en al horeca en snackbar. De nijverheid (de koekjes van Verkade, het hout van Bruynzeel) verdween en in wat de tweede haven van Nederland was, zie je nu alleen nog maar wat protserige jachten.
Hij bezoekt er de grootste moskee van ons land, maar natuurlijk komen ook de onderwerpen aan bod die centraal staan in zijn boek Zaansch Veem, zoals de Paaskerk en de grote brand. In Zaandam had hij een theatertje in de tuin, vertelt een vriend. Freek antwoordt: ‘Hier voelde ik dat dit mijn vak zou worden.’

Zeeland is boven alles mijn provincie. (…) Vanaf mijn vierde kwam ik er. Zo werd de ramp in 1953 behalve een spannend jongensboek ook een klein drama. Misschien wel het vertrekpunt van mijn leven. Waarheid en verzinsels lopen vanaf dat moment door elkaar. In Renesse, Rilland-Bath, Vrouwenpolder, Goes, Kloetinge en Terneuzen. (…) Zeeland blijft de eerste verliefdheid. En toch, ik wilde naar de Randstad…

Per aflevering wordt er dus meer gebruik gemaakt van de beelden uit het theater. Het vierde deel, over Zeeland, bestaat bijna in het geheel uit die registratie. Centraal daarin staat het verhaal rond een aangenomen neef. Het verhaal komt terug in de voorstelling Neven (2011). Eind 1943 is op Schouwen-Duiveland een gevechtsvliegtuig van de RAF, de Royal Air Force, neergestort. Van de zeven bemanningsleden overleeft alleen de boordwerktuigkundige het: een zwarte Amerikaan. Een Zeeuwse boer verbergt hem, diens 17-jarige dochter verzorgt hem. Als de Amerikaan weer weg is, bevalt zij van zijn zoon en ze noemt hem… Raf.
In 1953 pleegt de dochter zelfmoord. Haar ouders zijn zojuist omgekomen bij de watersnoodramp en zij beschouwt die natuurramp en de tragische gevolgen ervan als straf van God voor haar onzedelijk gedrag. Raf wordt geadopteerd door Freeks tante en sindsdien is er veel contact tussen Raf en Freek, want het gezin De Jonge komt er vaak. Zo vervangt zijn vader de dominee van Rilland als die overspannen is.
Als Raf een keer bij hen logeert, komt hij ongelukkig terecht, waarna zijn been geamputeerd moet worden. Bij een volgende logeerpartij komen ze in Westkapelle bij het kamp van de Molukkers.

Dan komt er een tweede, historische verhaallijn bij: die van de Molukkers in Nederland. Bij dat onderwerp staat hij vervolgens uitvoerig stil. Hun geschiedenis raakt hem. De Molukkers zijn schijnbaar gastvrij in ons land ontvangen. Ze worden gehuisvest in de voormalige kampen. Maar als er onvrede ontstaat en er enkele incidenten volgen, komt er prikkeldraad, bewaking, vrijheidsbeperking en zelfs honger. Dat zal in latere jaren leiden tot acties als bezettingen en kapingen. Meteen nadat Raf door een vergissing een nacht heeft moeten doorbrengen in het Molukkenkamp treedt er afstand op tussen de verteller en zijn neef en ze verliezen elkaar uit het oog. Hij ziet Raf in 1972 nog eens na een optreden van Neerlands Hoop, maar spreekt hem niet.

Ook hier heeft hij veel kritiek op dat fantastische Zeeland, dat in de loop der jaren steeds toeristischer is geworden. Maar de hardste kritiek heeft hij eigenlijk op Volendam, waar hij zijn nieuwjaarsconference houdt. Zijn kritiek op de andere plaatsen houdt verband met het feit dat die plekken uit zijn jeugd hem zo dierbaar zijn. Maar Volendam? Na vier interessante plaatsen en regio’s, zo stelt hij, willen de mensen ‘ook wel eens een keer niks zien’. Volendam is de plaats met het hoogste percentage PVV-stemmers bij de Europese verkiezingen en waar je niks hoeft te kunnen om beroemd te zijn: Jan Smit en Yolanthe Cabau van Kasbergen.
Ook nu figureert hij in een filmpje en hij draagt het blauwe retro-trainingsjack van het Nederlands elftal uit 1965. Dat heeft hij aan op alle filmpjes van de vier afleveringen. Hier duurt dat filmpje maar kort. Het dient slechts als bruggetje van de Cabadocu’s naar dit programma. Het vervolg speelt zich geheel af in het Volendamse verenigingsgebouw De Jozef.

Een nieuwjaarconference is oudjaar op 1 januari, heeft Freek de Jonge wel eens gezegd. Meer verschil is er niet. En dus richt hij zich met Volendam op de actualiteit van het jaar. In dit geval zijn dat onder meer het faillissement van Marco Borsato (‘Jan Jaap van der Wal heeft de kroonluchters; ik draag zijn pak’), het drugsgebruik van Yuri van Gelder (‘Geen lijntje, maar een ringetje coke’), de mislukte aanslag op Koninginnedag (‘Het was de eerste ramp waarbij het monument er al stond vóórdat de ramp had plaatsgevonden’), de terechte commotie over het vakantiehuis in Mozambique van Willem-Alexander en Máxima, het kindermisbruik door Benno L. (‘Niet Boer zoekt vrouw, maar Badmeester zoekt zwemmertjes’), het populisme van Wilders (‘We zijn jou spuugzat’), het faillissement van DSB-baas Dirk Scheringa en de Volendamse scheiding van Yolanthe en Jan Smit (‘Dat u dat allemaal weet…’).
Freek de Jonge is in 2009 dus 65 jaar geworden, vertelt hij. Hij zit ingeklemd tussen zijn dementerende moeder en zijn ernstig zieke kleinkind (dochter van dochter Roos) en krijgt dus veel te maken met de verzorgingsstaat. Hij ondervindt dat ook in de gezondheidszorg steeds meer regels komen, alsof ‘we het lot willen uitschakelen’. Hij demonstreert het met een analyse – een procedé dat hij vaker toepaste – van de Grip op Griep-folder en later ook met een andere overheidstekst: die van de vaderlandse rampeninstructie. Hij constateert dat we ons bang laten maken door de overheid van wie we tegelijkertijd willen dat zij elk risico voor ons uitsluit.
Intussen reist hij met de trein van Weesp naar Tilburg, want hij gaat alvast naar de Efteling om in de rij te gaan staan voor zijn kleinkinderen. ‘Wat oma doet weten ze wel, maar wat doet opa?’ Hij verbaast zich ook dan over het feit dat hij nog nauwelijks menselijk contact heeft en alleen maar te maken krijgt met regeltjes en regelaars. Als zijn kleinkind later zijn hand vastpakt, raakt hij ontroerd en constateert: ‘Je kunt wel proberen via intellect tot iemands hart door te dringen, maar dat is wel de moeilijkste weg…’ Onderweg leest hij een boek. Het gaat over de wereldverbeteraar, wiens geduld op de proef wordt gesteld. Het is het verhaal Komt u volgend jaar maar terug, uit de gelijknamige Kellendonk-lezing, waarmee het jaar begon.

COULISSEN

De Kellendonk-lezing is een literaire lezing die sinds 1993 jaarlijks wordt gehouden. Dit gebeurt op uitnodiging van de Radboud Universiteit in Nijmegen ter nagedachtenis aan auteur Frans Kellendonk (1951-1990). Andere sprekers waren onder anderen Patricia De Martelaere (1993), Gerrit Krol (1997), Kees Fens (2002), Arnon Grunberg (2007) en Gerrit Komrij (2011). De Radboud Universiteit geeft als doelstelling:

De lezingen zijn geen van alle literatuurwetenschappelijke verhandelingen over Kellendonks leven en werk – een dergelijke aanpak zou de schrijver zeker niet op prijs hebben gesteld -, maar gaan direct in op vragen en kwesties die Kellendonk opwierp in zijn essays en romans.

Freek de Jonge’s lezing heeft plaats op 16 februari 2009 in Concertgebouw De Vereeniging in Nijmegen en is getiteld Komt u volgend jaar maar terug. Het digitale medium ANSAlgemeen Nijmeegs Studentenblad – bespreekt de avond:

De Jonge presteert het in ruim een uur zijn jeugd in Friesland, het geloof van Andries Knevel, een fictief televisieprogramma, Andy Warhol en het boeddhisme aaneen te rijgen. De rode draad door de voordracht is het spanningsveld tussen het in tact laten van het mysterie en de menselijke neiging alles te willen verklaren. Gezien de vorm van zijn lezing lijkt de cabaretier zelf partij te kiezen voor het mysterie: in afwisselend verhalen en gedichten passeren ontelbare vergelijkingen en verwijzingen de revue, vaak verpakt in bloemrijke beeldspraak. De luisteraar wordt uitgenodigd grote thema’s van zoveel verschillende kanten te bekijken, dat hij het nauwelijks bij kan benen.
De algemene teneur van de rede is somber: ‘Vrijheid en verantwoordelijkheid zijn uit balans. (…) Wij houden van niemand meer, vooral niet meer van onszelf. We zijn overgeleverd aan de waan van de dag.’ Toch ziet De Jonge nog een lichtpuntje, getuige het gedicht dat de lezing afsluit: ‘De zon brak door een donk’re wolk / door nieuw elan gedreven/ Ja we kunnen, zei een volk / en bracht een droom tot leven.’ Er volgt een donderend applaus. Zichtbaar onder de indruk van het verbale krachtsvertoon verlaat het publiek de zaal.

In deze lezing komt hij onder meer terug op de oproep van collega-cabaretier Erik van Muiswinkel, in januari 2008, om de Olympische Spelen in China te boycotten. Op China komt hij ook terug op 20 april 2009, als hij een stuk schrijft voor de Forum-pagina van de Volkskrant. Dit naar aanleiding van de komst van de Dalai Lama naar Nederland:

Nederland heeft meer dan ooit behoefte aan grote spirituele leiders. Weggezakt in een goddeloze poel van hedonisme, vrijheid zonder verantwoordelijkheid en zelfverrijking, zou de ascetische, altruïstische, godvrezende zweep er wel eens overheen mogen. En ziet: de Dalai Lama komt!
Wij goedgelovige – wat weer iets anders is dan goed gelovige – Nederlanders zijn nog altijd overtuigde zwart-wit denkers in de trant van: als China slecht is, moet de Dalai Lama wel heilig zijn. Een soort Nelson Mandela. Een geweldloze, ascetische altruïst, het product van het boeddhisme. Dat is in de ogen van velen een puik godsdienstje van weinig dogma en gebod, van geen enkel aards streven en veel tot niets verplichtende meditatie. Om alle twijfel weg te nemen heeft de Dalai Lama ook nog de Nobelprijs voor de Vrede weten te winnen.
Het spijt me te moeten zeggen dat de Dalai Lama niet heilig is. En ook niet altruïstisch, niet ascetisch, niet democratisch, niet tolerant en niet vrouwvriendelijk. Allerlei stromingen binnen het boeddhisme, waaronder het door de Dalai Lama beleden tantraboeddhisme, vertonen ongekend fanatieke, fundamentalistische en gewelddadige trekjes. Bij de uitreiking van de Nobelprijs voor de Vrede in 1989 werd Tensin Gatso, de veertiende Dalai Lama, op één lijn gezet met Gandhi. En dat terwijl hij in 1959 op potsierlijke wijze, geholpen door de CIA, uit Tibet gevlucht is.
De Dalai Lama is het product van een perfecte public relations-campagne. Gefinancierd door filmsterren op zoek naar zin en nieuwe rijken hunkerend naar Shangri La.
Nu is het niet helemaal verrassend wat ik hier te berde breng. Er zijn veel kritische artikelen gepubliceerd. En helemaal officieel wil onze minister van buitenlandse zaken Zijne Heiligheid ook niet ontvangen, maar de Dalai Lama wordt, tot opluchting van de PvdA zo lees ik ergens, met alle egards binnengehaald. Dat is onnozel.
De Dalai Lama is niet voor scheiding van kerk en staat, niet voor godsdienstvrijheid. En getuige veel publicaties in de media bedreigt en terroriseert hij aanhangers van andere stromingen, onderhoudt hij vriendschappelijke banden met notoire fascisten, doet hij uitspraken over seksualiteit waar de paus heilig bij is en roemt hij een Japanse sekteleider die gifgas in de metro in Tokio laat spuiten uit naam van het boeddhisme.
Ik hoop dat de Kamerleden in hun hunkering China de les te lezen, de moeite willen nemen een paar kritische artikelen op internet door te nemen. (…)
Veel van de theorie van de Dalai Lama ondersteun ik van harte en ik kan hem het recht niet ontnemen aardse macht na te streven, al is dat op grond van zijn boeddhistische overtuiging paradoxaal. Ik wil al helemaal niet de Tibetaanse vrijheidsstrijd frustreren. Ik probeer te voorkomen dat onze brave parlementariërs zich laten misbruiken voor propaganda-doeleinden van een twijfelachtige figuur. De Kamer die de heksenjacht op kwakzalvers legitimeert, mag zich niet blameren door iemand die allerlei prietpraat over reïncarnatie en erfelijke goddelijkheid de wereld in stuurt als held te onthalen. Bevrijd Tibet van de Chinezen en de Lama’s!

Ter gelegenheid van de 65ste verjaardag van Freek de Jonge maakt Dick Matena een stripversie van De Komiek. Niet tot ieders genoegen:
‘Dick Matena is de beste striptekenaar van Nederland. Hij kan een verhaal in beelden vertellen als geen ander. Ik kan niet genoeg krijgen van zijn sierlijk minimalistische tekenstijl, de bijzondere camerastandpunten en de gelaagdheid van zijn tekeningen, die vaak wel driedimensionaal lijken.
Zijn literatuurverstrippingen trek ik echter niet. Ik ben het niet eens met zijn keuze om de integrale tekst van romans in de strippagina’s te verwerken, waardoor de lezer gedetailleerde beschrijvingen krijgt van handelingen en situaties die hij in één oogopslag voor zich ziet. Zijn versie van Gerard Reve’s De Avonden en Jan Wolkers’ Kort Amerikaans zijn waanzinnig mooi getekend, in een bijna fotorealistische stijl, maar de tekst en de tekeningen zitten elkaar vreselijk in de weg.
In zijn laatste boek, De Komiek, heeft Matena zich nu toegelegd op de verstripping van een theaterstuk van Freek de Jonge. Qua tekenstijl is hij weer teruggekeerd naar het speelse minimalisme uit de tijd dat hij nog echte strips tekende. (…) Maar de tekeningen lijken in grote haast te zijn gemaakt. En Freek de Jonge’s teksten slaan op papier dood. In wezen kijken we 120 pagina’s lang naar een komiek die op een podium zijn teksten staat te schreeuwen. Zijn publiek bestaat uit grote fronsende, eierachtige hoofden en op zeker moment zien we op de achtergrond ook taferelen uit het Nieuwe Testament, maar wat dat te betekenen heeft, is me volstrekt onduidelijk. (…)
Ik wou dat Matena eens ophield met die verstrippingen van literatuur en kleinkunst en weer ging doen waar hij goed in is: stripverhalen maken.’ (Peter Breedveld in Vrij Nederland, 24 oktober 2009)

‘Het is opvallend hoe ontspannen De Jonge op de planken staat: het lijkt wel of hij eindelijk beseft dat hij niets meer te bewijzen heeft. Zou het zijn omdat hij dit jaar 65 is geworden?
Niets blijkt minder waar. “Het belangrijkste is dat mijn bewijsdrift niet meer zichtbaar is. Maar met het ouder worden, voel ik ‘m bijna sterker: de tijd begint te dringen, ik word toch door de dood op m’n hielen gezeten. Ik moet nog twee romans schrijven, ik ga de komende jaren door met mijn serie bij de VPRO en ik breng dit voorjaar een cd met nieuwe nummers uit”.’ (Interview met Merijn Henfling voor de Volkskrant, 30 december 2009)

Brainpower neemt in 2009 samen met Freek de Jonge Wees niet bang op. In zijn versie valt het lied van De Jonge samen met een nieuwe tekst van de rapper.

KRITIEKEN

‘Lang geleden werden de televisie-avonden van KRO en NCRV afgerond met een dagsluiting: een stichtelijk woord voor het slapen gaan van pater Leopold Verhagen of dominee Okke Jager. Het leek er even op dat predikantenzoon Freek de Jonge die traditie in ere zou herstellen.
Het begin van de vierdelige reeks Freeks Nederland (VPRO) bestond uit beelden van Noord-Groningen, begeleid door de stem van de cabaretier die zinnen met zalvende infinitieven uitsprak: “Terugkerend naar plaatsen van herinnering en het verschil ervaren tussen het kijken in onwetendheid en het kijken met kennis.” Dominee Gremdaat zou op dat moment zijn bril hebben afgezet en recht in de camera hebben gekeken.
Maar het was slechts de valse start van een heel interessant televisie-experiment. (…) Verreweg het beste (en grootste) deel van het programma bestaat uit een soort historische conference voor een publiek uit de betreffende streek. (…) Hij toetst onder het uitleggen zijn bevindingen aan wat het publiek er nog van weet. (…) Het is allemaal vermakelijk en leerzaam en soms betekenisvol. (…)
Digitale zender Holland Doc 24 zou aansluitend aflevering 1B uitzenden, met aanvullende en verhelderende informatie. Althans, dat was aangekondigd. Maar in werkelijkheid werd daar een Profiel van Tariq Ramadan herhaald.’ (Hans Beerekamp in NRC-Handelsblad, 7 december 2009)

‘Freek de Jonge is menigmaal (…) verweten dat hij een belerende toon aanslaat. Des te verrassender is het te concluderen dat deze nieuwjaarsconference ongewoon lichtvoetig is. Geen grote symboliek, geen prangende parabel, maar een fonkelend spervuur van grappen die geregeld tot vrolijkheid stemmen. Soms heeft hij daar niet meer voor nodig dan de overheidsfolder Grip op Griep of een reeks instructies hoe te handelen bij rampen, eveneens van hogerhand.
De Jonge hoeft uit zulke teksten alleen maar een paar passages voor te lezen om aan te tonen hoe mallotig ze zijn. En hoe lachwekkend. Op zichzelf is het een beproefd procedé (…), maar zonder het aplomb van de ware komiek zou dat nooit een komisch hoogtepuntje kunnen worden.’ (Henk van Gelder in NRC-Handelsblad, 31 december 2009)

SPEELDATA

Kellendonk-lezing 2009: 16 februari 2009 in Concertgebouw De Vereeniging in Nijmegen.

40 jaar Neerlands Hoop: 17 juni (Koningstheater, Den Bosch), 20 juni (Stadsschouwburg, Haarlem) en 15 oktober 2009 (Theater Carré, Amsterdam). De eerste twee onder de titel Het Eerste Uur en de laatste met als titel Neerlands Hoop Solo.

Freeks Nederland, uitgezonden door de VPRO en Holland Doc 24 op vier achtereenvolgende zondagavonden: 6, 13, 20 en 27 december;

Volendam: 14 oktober t/m 30 december 2009, met een serie in het Amsterdamse Compagnietheater (vanaf 1 december) en de afsluiting met tv-opnames op 29 en 30 december in De Jozef in Volendam. De uitzending is op nieuwjaarsdag.

PUBLICATIE

Tekst

Freek de Jonge: Komt u volgend jaar maar terug. Kellendonk-lezing 2009.

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]