Niemand ontspringt de dans

De charme van de zoektocht naar de ideale vorm zit hem in de opwinding onderweg. Van de korte kick bij het horen van een toevalstreffer tot de euforie over het na intensief samenwerken samenvallen van vorm en inhoud.

Negentien gedichten, vaak voor Twitter gemaakt, tijdens de eerste lockdownperiode, op muziek gezet door Reyer Zwart. Dat resulteerde in dit boekje met cd.

Op de cd hebben rasmuzikanten de gesproken tekst van muziek voorzien. De begeleiding is rijkgeschakeerd, met knipogen naar stijlen als jazz, poetry, hiphop en talkin’ blues. Dit alles kundig geregistreerd door Frans Hagenaars.

In het boekje staan, naast de teksten, bewerkte foto’s van vogelpoep, geschoten tijdens wandelingen langs de IJsselmeerrand.

We hebben met elkaar geprobeerd deze tijd, waarin niemand de dans ontspringt, vast te leggen.

Dus dans!

Freek de Jonge


[Voorwoord van Freek in CD boekje]

Een spoken word suite

Misschien ontstond het idee een jaar of drie geleden, toen ik op een vroege morgen nog geen zin had om op te staan. Op zeker moment liepen er twee jongetjes onder mijn raam langs en ik hoorde de een zeggen: ‘Hier woont Freek de Jonge’,  waarop de ander spontaan reageerde: ‘Die kan niet zingen!’

Misschien bestond de zin in zo’n gesproken-woord-album al vlak na de millenniumwisseling, toen ik voor een aflevering van De grens advies vroeg aan Brainpower. Een paar jaar later resulteerde dat in een heuse rap (Overleven is de kunst), die een hit werd op YouTube.

De beslissing om er serieus aan te gaan beginnen viel nadat ik The Revolution Will Not Be Televised van Gill Scot-Heron weer eens voorbij hoorde komen en onmiddellijk dacht: ja nu, een album met alleen gesproken woord! 

Ik naar Spotify. 

Er valt heel wat aan te merken op dat medium, maar als je even in het wilde weg wilt struinen in wat er allemaal in een specifieke discipline gemaakt is, is het een goudmijn. Ondanks het feit dat gericht zoeken niet eenvoudig is. Maar dankzij de smaak van anderen kom je ook op toevalstreffers.

Ik had al snel een mapje met een paar nummers,  waaronder Murder Most Foul. Voor de zoveelste keer inspireerde Bob Dylan me tot een lied en voor de zoveelste keer had ik aan de eerste zin genoeg. 

‘t Was a dark day in Dallas, November ‘63 / A day that will live on in infamy werd: het was 4 september van het jaar 2 nul nul 4 / ik speelde op de Burgwal van de klovenier.

In de laatste vier maanden van dat jaar speelde ik in Het Compagnie­theater een serie televisieprogramma’s. Vlak voor de eerste zou worden opgenomen, zaterdagavond 4 september om 18.00 uur, hoorde ik dat Bram (Vermeulen) was overleden. Al die jaren heb ik betreurd daar niet spontaan op in gegaan te zijn. Kort daarop gingen ook André Hazes, deerniswekkend, Theo van Gogh, gruwelijk, en Gerrie Knetemann, geruisloos, heen. 

Geheel in de stijl van Bob Dylan heb ik niet geprobeerd er een vlekkeloos lied van te maken qua rijm en metrum, maar rommelig en inconsequent waardoor een terloopsheid onstaat die de luisteraar meesleept. Dank Bob.

Er kwamen een paar spontane gedichten bij die ik op Twitter losliet die soms een gevolg waren van de coronamaatregelen. Zoals, om maar niemand tegen te komen, onze wandelingen op de joodse begraafplaats in ons dorp die resulteerden in (Op de grens van) Eeuwigheid en Tijd.

Nieuwsgier en Vraag mij niet waarom vond ik in een wat ouder mapje dat Brain heette en dat ik aangemaakt had om iets hiphopperigs te doen. 

Enfin, op de Dam werd gedemonstreerd voor Zwarte Levens, in Den Haag probeerde men het lot af te troeven, de wind wakkerde aan en op een dag liep er een leeg paard langs.

Op zeker moment benaderde ik Reyer Zwart en Frans Hagenaars om er iets van te maken. Sinds Van A naar Z (2010) neem ik mijn bijdragen aan het Nederlandse Liedboek op bij Frans Hagenaars, die op zijn beurt Reyer Zwart op mijn pad bracht, wat resulteerde in Zonde (2013) en Koffers (2017).

Waar staat deze suite in mijn liedjes- en platenproductie?

Ruim vijftig jaar geleden maakten Bram en ik als Neerlands Hoop een eerste plaat voor Bovema, de beroemde platenmaatschappij die groot geworden was door Johnny Jordaan. (Saillant detail was dat Johnny Jordaan in 1967 twee liedjes van ons opnam in het kader van een lustrum van het Amsterdams Studenten Corps.) Bram was de drijvende kracht achter onze eerste lp. Ik was er in menig opzicht nog niet helemaal aan toe. Trots was ik er wel op, zo trots dat ik hem aan mijn nieuwe vriendin Hella cadeau deed op haar 21ste verjaardag. Zij vond het maar vreemd dat iemand zijn eigen plaat schonk aan zijn geliefde. 

Wel betrokken voelde ik me bij Ik ben volmaakt gelukkig (1978), die we samen met gitarist Jan de Hont opnamen en waarop ik de drummer was (met veel loopjes). Met zijn Bowie- en punkinvloeden werd Ik ben volmaakt gelukkig eigenlijk de eerste en enige popplaat van Neerlands Hoop. 

Pas toen Frans Hagenaars in beeld kwam in 2010 begon ik albums te maken waar ik me in alle opzichten, bij Van A naar Z met dank aan gitarist Cok van Vuuren en Neil Innes, verantwoordelijk voor voelde en ook wel tevreden over was.

Met Reyer Zwart ontstond een nauwe samenwerking tussen de liedjesmaker en een muzikale duizendpoot. Reyer gaf mijn eigen composities vorm voor Zonde en stelde ook de band samen waar we mee gingen touren.

Met Niemand ontspringt de dans zet ik een muzikale stap die niet veel artiesten meer maken op mijn leeftijd. Ik kan me dat permitteren omdat ik onafhankelijk ben van zakelijk of artistiek belang of verplichtingen waardoor anderen mij zouden kunnen beperken. Ik betreed ook nog eens een terrein dat mij ongekende vrijheid verschaft. In al die ruimte ontstaat als vanzelf niet alleen de noodzaak van maar ook het verlangen naar beperking.

En daarin verbergt zich dan alweer de behoefte om straks weer iets nieuws te maken.

Want dat blijft het grote mysterie: waar komt die behoefte, die zin vandaan om steeds maar weer te creëren?

Freek de Jonge


[Voorwoord door Maurits Chabot in CD boekje]

Freek, de jonge

Het is avond, Freek zit in zijn atelier. Hoewel het donker wordt, doet hij geen licht aan. Hij zit aan zijn bureau, op stapels papieren, aantekeningen en boeken ligt een elektrische gitaar van Fender. Freek laat vanavond zijn nieuwe album horen. Tijdens de nummers schuift hij op zijn stoel heen en weer, soms zet hij een pen op papier en lijkt te gaan schrijven, maar dan legt hij de pen weer neer. Daarna friemelt hij met zijn handen. De ene na de andere song komt voorbij, het atelier wordt steeds donkerder. Het enige licht komt van Freeks computerscherm: een schijnsel dat zijn witte haar doet oplichten en dat weerspiegelt in zijn brillenglazen. In dit licht heeft hij iets weg van een oude, wijze vogel. Freek gaat steeds meer op zijn leeftijd lijken. 

Vanmiddag hing hij nog als een kind aan de ringen in de woonkamer. ‘Kijk! Zo houd ik me fit. Ideaal, hoor!’ Na zijn gymnastiekoefeningen installeert hij zich in zijn atelier. Tot drie keer toe rent hij terug om iets te halen: een boek, een kop thee, een album. Hij gaat op een holletje door het huis, op slippers: flopp-flopp-flopp. Als enthousiasme geluid voortbracht, zou het zo klinken. 

In het atelier vertelt Freek over vriendschap en vaderschap, over zijn jeugd en over het prediken van waarheid als kunstenaar. Zijn vader en opa waren beiden verkondigers Gods woord. Als jonge cabaretier geloofde Freek in zijn eigen evangelie. ‘Ik wilde de wereld verbeteren en had het veel over wat er moest veranderen. Ik begreep toen nog niet dat de mensen in diepste wezen niet erg veranderlijk zijn. Dat is van alle tijden. Maar ja, zulke inzichten komen pas met de jaren.’ 

Freeks vader zag door de ontkerkelijking zijn wereld afbrokkelen. ‘Wellicht beland ik op hetzelfde punt als mijn vader: mijn boodschap richtte misschien niet zo veel uit. Ik kan zeggen wat ik vind, maar de mensen luisteren toch niet.’

Het loont wel degelijk naar dit album getiteld Niemand ontspringt de dans te luisteren. Freek wilde ‘een beetje Beyoncé spelen’ en die ambitie heeft geresulteerd in een gelaagd album. De nummers hebben elementen uit de rap en hiphop, uit de blues en R&B. De song Murder Most Foul van Bob Dylan, waarin de Amerikaanse zanger onder andere een saluut brengt aan dierbare doden, ligt ten grondslag aan track 9: Vier sterfgevallen (najaar 2004). Het is een in memoriam voor de laatste maanden van dat jaar, waarin Freeks vriend Bram Vermeulen, zanger André Hazes, journalist Theo van Gogh en wielrenner Gerrie Knetemann overleden. 

De teksten op dit album zijn ijzersterk en zouden in een dichtbundel niet misstaan. Freek is op zijn zesenzeventigste in de kracht van zijn leven: forever young. Het valt te hopen dat hij, los van het zwakke schijnsel in zijn atelier, nog lang niet op zijn leeftijd gaat lijken.

Maurits Chabot