DvhN – Column 3

We exposeren nu een week. Een lange stoet museumbezoekers trekt aan ons voorbij. Mensen met vragen (Mag ik met u op de foto?), herinneringen (Mijn zuster moet nog bij uw broer in de klas gezeten hebben) en verwarde verhalen (Ik heb al drie jaar Alzheimer. Daar merkt u niets van. Ik ook niet trouwens, de laatste tijd.)

Kinderen met ouders of in schoolverband. Die van zeer geïnteresseerd kijken tot gehaast langs het getoonde rennen. Er was een leerlinge uit Winschoten in haar eentje, begeleid door twee leerkrachten. De rest van haar klas was op schoolweek in Londen met als hoogtepunt een concert van Justin Bieber. Zij mocht niet mee van haar ouders, had iets stouts gedaan.

De mooiste ontmoeting was met een meisje van 94 uit Pieterburen. Toen ik in de wieg lag in de pastorie van Westernieland was zij tien. Het was iets over half december 1944 en mijn vader had zich in het kerkeblaadje zorgen gemaakt over de kerstviering: De kaarsen waren op! Nergens was meer een kaars te krijgen! Haar moeder was thuis op zoek gegaan en had achter in een kast nog drie kaarsen weten te vinden en zij werd er op uitgestuurd om ze naar de dominee te brengen. Op de fiets. Ze zweeg even om adem te halen voor de climax. Het was bitterkoud. De oostenwind blies de sneeuw in haar gezicht. Ze was nog nooit zover alleen van huis geweest. Wat moest ze zeggen als
ze door een Duitse soldaat zou worden aangehouden? Ze belde bij de pastorie aan en overhandigde verlegen de drie kaarsen aan mijn vader. Toen haar moeder haar had gevraagd of de dominee nog wat gezegd had, was haar antwoord: Ja, hij zei dat zijn gebed verhoord was. Ik mompelde: Het lijkt wel een verhaal van Selma Lagerlof.

Even was het stil tussen ons. Toen dacht ze misschien dat ze die herinnering moest overtreffen met nog een herinnering.
‘Op een zondag zat ik in de kerk. U werd gedoopt en toen schijn ik gezegd te hebben ‘Wat heeft die baby een mooie blauwe ogen….!’ Vol verwachting keek ze me aan. Wij mensen hunkeren zo naar elkaar. Ik moest haar teleurstellen:
‘Dat kan ik niet geweest zijn. Ik heb bruine ogen.’