Dag 37: DvhN – Column 7
Scholen
Terwijl de eerste gesprekken over onze aftocht gevoerd worden, de strategie van inpakken en wegwezen wordt bepaald, stromen de bezoekers langs. Opmerkelijk veel scholen, of liever klassen, de afgelopen week.
Ik ben een idealist en wil met een enkel inzicht de kinderen gelukkig maken, maar ben veel te drammerig en te snel ontmoedigd.
Donderdag kwam er al voor tienen een klasje basisschoolkinderen vrolijk opgerukt naar de piano waar ik De Steen van Bram Vermeulen repeteerde, omdat ik dat lied wilde zingen op de dag dat hij 72 had moeten worden. Ik vroeg de kinderen of ze zin hadden in zingen. Er deed zich een spontane aanval van schaamte en verlegenheid voor, gevolgd door een ongemakkelijke blokkade. ‘Kunnen jullie een toonladder zingen?’, vroeg ik tamelijk wanhopig en zette in: ‘Do Re Mi….’ Langverhaalkort: 5 minuten later zongen ze driestemmig het Groninger Volkslied.
De scholieren van het Dollardcollege uit Winschoten hadden zich grondig voorbereid. Ze boden ons een slinger aan van zo’n vijfentwintig kaartjes waarop ieder een paar kernwaarden en verlangens had genoteerd. Over de toekomst had een van de meisjes geschreven dat ze hoopte later gelukkig te worden. Ik adviseerde haar daar niet te lang mee te wachten. Die opmerking leidde tot enige hilariteit. Ik verbaasde me over een van de jongens die bij WVV voetbalde en niet wist in welke afdeling het eerste speelde en bovendien de namen van de coryfeeën Nuninga en Mulder niet kende.
Een andere schok kwam, nadat ik verteld had bijna vijftig jaar getrouwd te zijn, en vroeg aan een groepje kinderen of hun ouders nog bij elkaar waren slechts de helft van de vingers omhoog ging. Een meisje zag de vrolijke kant ervan: ‘Kun je twee keer je verjaardag vieren.’
Meestal loop ik met kinderen in gezelschap van hun ouders meteen door naar het ‘schilderij van de paarden’ en vraag wat zien jullie? De een ziet paarden met mensenlijven, een ander mensen met paardenhoofden.
Wie van jullie tekent er zelf?
Een enkele vinger gaat omhoog
‘Heb je er lol in?’ vraag ik aan een jongetje
Hij knikt opgewekt.
‘Pas maar op dat je geen kunstenaar wordt’, waarschuw ik hem.
Daar moeten alleen de volwassenen die er bij staan om lachen.
De jeugd van tegenwoordig neemt mij serieus