De Openbaring – Tekstboek

DE OPENBARING

(Klokgetik. In een dekor met sterren staat op het podium een grote blocnote van 1 bij 2 meter. Ik kom achterstevoren op en heb een namaakhoofd
op mijn rug. Doordat ik een brede cape draag lijkt het net een gebochelde Freek die opkomt.
Plots draai ik me om. Zet een doos neer. Open de deksel. Muziek. Ik scheur een vel van de blocnote. Er staat 31 december 1982.
Sluit de doos. Stilte.)

Ik heb een verschrikkelijk jaar achter zijn rug.
(draai me om)
Hij zegt: ‘Ik heb een verschrikkelijk jaar achter zijn rug.’
Ik maak mijn kerstpakket open en onderin zit mijn ontslagbrief.
(draai me om)
Hij zegt: ‘Ik maak mijn kerstpakket open en onderin zit mijn ontslagbrief.’
Ik denk:’Ik ga iets verschrikkelijks links zeggen.’
(draai me om)
Hij denkt: ‘Ik ga iets verschrikkelijks links zeggen.’ Bijvoorbeeld: We pikken het niet.
(draai me om)
‘Bijvoorbeeld: We pikken het niet. of nog iets veel linkers.’
‘Proloog weg, dat nooit.’
(raak in verwarring omdat ik niet weet welke kant voor staat)
Wie is er aan de beurt? Ik, geloof ik.
‘Proloog weg dat nooit.’
(draai me om, zodat ikzelf voor sta)
Maar ik wou iets links zeggen. Iets veel linkers
Bijvoorbeeld dat God niet dood is of dat zolang als ik leef God bestaat,
of dat Bhagwan in Amerika moet blijven, of dat ik van mijn moeder hou,
(haal rubber hand uit zak)
Hé, dat doet me aan mijn moeder denken, die zei altijd: ‘Haal je handen uit je zakken.’
Oh, wat was ze er graag bijgeweest vanavond. Maar ze kan niet,
want ze heeft net een operatie achter de knie van de rug nou ja, ze zit met haar knieën omhoog.
En zelf wou ze niet,

De dokter vroeg: ‘Zal ik ze opereren?’ ‘Nee,’ zei mijn moeder
maar haar knieën knikten.

Ze is vreselijk bang. dat ik vanavond
dingen ga doen of zeggen waarvan ze niet zeker weet of God ze wel vergeeft.
En dat ik daardoor in de hel zal komen.
Ik weet wat de hel is
want ik ben vroeger thuis opgegroeid. Maar mijn vader woont in de hemel,
en die zal wel een goed woordje voor me doen. Seth Gaaikema komt ook in de hemel.
En ik moet zeggen dat dat de hemel er niet bepaald aantrekkt:;lijker op maakt.

Ik heb mijn moeder beloofd
dat ik vanavond niets zal zeggen over God of het Koningshuis.
Dat valt niet mee.
Nee, want wat blijft er dan nog over om grappen over te maken?

Bij ons thuis ging het vroeger nergens anders over.
Wij kregen altijd een vrouw op bezoek en die was heel vroom,
en die had het koningshuis heel hoog zitten. Het zat haar wel tot hier.
(ga met uitgestoken wijsvinger
op nekhoogte van links naar rechts).
Hofman heette ze, mevrouw Hofman.
Ben even de voornaam kwijt Dieudonneé Hof man heette ze ja Kwam op bezoek

-8-

Had mijn moeder thee ingeschonken en tegen ons gezegd:
‘Niks over God en het Koningshuis zeggen’
Had ze die thee ingeschonken en zei toen: ‘Mevrouw Hofman,
blieft u suiker en melk in uw Godsbeleving?
Dus zo zie je maar
dat de mensen die niet willen spotten vaak het ergste zijn.

‘Mam, je zit helemaal in Friesland maar ik ga voor jou
het allereerste liedje doen. Niet teveel huilen hoor,
‘t is helemaal niet eng.’
(open de doos, orgelmuziek)

In het kleine vissersdorpje aan de oude Lange Kaa
wacht de zoon van visser Kwakman op de terugkeer van zijn pa.
Hij kijkt halsreikend naar de einder van het grijze IJselmeer
en als een sneeuwvlok op een molshoop daalt de winteravond neer.

Overmorgen is het Kerstmis en pa moet zingen in het koor
‘Wat zit je daar te kleumen, Klaasje?’, klinkt plots de stem van de pastoor. ‘Ik wacht op vader, die is vissen
met Kerstmis is-ie altijd thuis.’
‘Dan moet jij maar op God vertrouwen,’ zegt de pastoor en slaat een kruis.

Maar het is nu al half negen en er is nog geen mast te zien.
Terwijl de knaap zit te vertrouwen, wordt het ongemerkt half tien.
Buiten wordt het alsmaar kouder ja, zijn neus bevriest zowat.
Dan schiet hem opeens te binnen: ‘Als ik eens tot Jezus bad.’

Devoot vouwt hij de verkleumde knuistjes en vraagt: ‘Heer Jezus, is mijn vader ver­ dronken of nog aan het vissen?’
Dan opeens ziet hij een ster.
‘Kijk in die ster, dat is een spiegel,’ klinkt er een onbekende stem.
Hij kijkt omhoog en ziet zijn vader voor op het schip, die zwaait naar hem.

Dit wordt de vissersknaap te machtig Hij rent naar huis, naar Moeder toe onkundig om een woord te zeggen
‘Wees maar gerust,’ troost hem zijn Moe.
En eindelijk na een mok anijsmelk komt de knaap weer wat bij stem. Struik’lend over zijn tong zegt hij:
‘… Ik zag de ster van Bethlehem.’

‘En in die ster zag ik ons Vader, zwaaiend op de voorplecht staan en door dat beeld ben ik nu zeker, die komt overmorgen aan.
Moeder brengt de knaap naar boven en legt hem koesterend op één oor. En inderdaad ontbreekt Kerstavond Kwakman niet in het mannenkoor.

Laat ons kinderen hieruit leren te vertrouwen op die Ster.
Want daarin zie je steeds je Vader ook al is hij nog zo ver.

‘Ach was ik maar een tuinman,’ dacht het stekelvarken,
‘dan stak ik een steel in mijn reet en ging ik lekker harken.’

Die is niet meer voor mijn moeder hoor,
maar om de stemming er weer even in te brengen.
Het valt niet altijd mee om
énje moeder
èn een links-alternatief publiek tevreden te stellen.

-11-

 

Ik zit op zondagavond wel eens T.V. te kijken. Oh, da’s nu woensdag geworden.
Nee, de zondagavond zal nooit meer worden wat hij nooit geweest is.
Ik zit op woensdag wel eens BG-TV te kijken en dan denk ik:
‘Stel je nou eens voor dat dit Tros-Aktua was, dan zou ik me toch kapot ergeren
op hetzelfde moment.’
En omgekeerd zit ik wel eens naar Hiltermann te kijken, en denk:
‘Stel je nou eens voor dat dit de Burgemeester van Juinen was, wat zou ik me dan kostelijk amuseren.’
Ik bedoel:
Tijdens het kijken weet je ‘ t niet.
Je moet van te voren zijn ingelicht welk net het is
en of het deugt of niet. Ik deug
IK DEUG.
Sta ik me weer te verantwoorden De ziekte van deze tijd.

Wij mensen menen
omdat we de pretentie hebben
dat we iets aan de schepping kunnen toevoegen, dat we ons moeten verantwoorden.
Omdat we besef van heden en verleden hebben en van toekomst.
Ik heb nog nooit een bloem gezien van: Ik-deug-wel, ik-deug-niet, ik-deug-wel omdat-ie weet
dat als-ie doorgaat
dat-ie geen toekomst meer heeft.

-12-

 

Kijk, diep in ons hart zijn wij dan ook liever
guerrillastrijder in Zuid-Amerika dan dat we daar voor joker
met kamera en geluid
door die bossen achteraan moeten rennen.
Diep in ons hart
hebben we ook veel liever honger
dan dat we in een driesterrenrestaurant gaan eten.
Want daar valt het eten altijd tegen
als je honger hebt, smaken rauwe bonen zoet.
Diep in ons hart
horen wij ook veel liever de Waarheid dan dat we de Telegraaf lezen
De Waarheid is wel op weg
om de Feministische Telegraaf te worden Diep in ons hart zijn wij mensen
ook liever dood dan levend. Wantja,delevenden,
die hebben makkelijk praten.
Als ik levend was dan wist ik het wel

Als ik in de WW zat, had ik zo een baantje. Helemaal geen punt. Als ik een baantje had dan wist ik het wel
dan ging ik gelijk de WW in.
Als ik rijk was
dan schonk ik al mijn bezit weg.
Als ik arm was
dan nam ik alles aan.

Heb je ooit in de natuur een eikel zien liggen
die gefrustreerd was
omdat-ie geen beukenootje mocht wezen?

Hoe komt het dan dat de wereld
boordevol gefrustreerde eikels zit. Daarom neem je één ding voor.
Werp af het juk
en spring ‘t nieuwe jaar
de lopende band op of je bureau en roep: ‘Ik ben een eikel!’
En je zal nog nooit zoveel instemming om je heen gevoeld hebben.
Die eikelbeweging
verspreidt zich over de hele wereld
Er verschijnen leuke eikelartikelen op de markt zoals vriendelijke milieutassen
met eikels erin
Kettingen met een eikel onderaan, grammofoonplaten
met geinige eikelliedjes voor de kleintjes

‘Wij zijn de kleine eikeltjes. Blij als het guur en herfstig is.
We hebben vreemde pukkeltjes, hopen dat dat geen herpes is.’

Leuke geinige liedjes,
en een deel van de opbrengst van al die produkten
gaat naar Polen.
Dat spreken we af.
In elk geval
een gulden van alles naar Polen.

Vroeger kon je ware onzin verkopen Belde je aan bij een rijtjeshuis.
‘n Dom huisvrouwtje deed open, die worden ook steeds schaarser, die vroeg: ‘Wat heeft u te koop?’

‘Ja, Mevrouw, onzin met een verlengsnoer.’ ‘Komt u binnen.’
Tegenwoordig: ‘Waar gaat de opbrengst heen?’ ‘Naar Polen, Mevrouw.’
‘Oh, komt u binnen, komt u binnen.’ Boekje over de Minister-President gulden naar Polen,
honderdduizend over de toonbank.
De nieuwe Pro Juventute kalender
met kleurenfoto’s van mentale inrichtingen in Zwitserland.
Ik had mijn Moeder …
Voor straf een gulden in de pot voor Polen.
Ja, als de Koning depressief is
moet de nar op zijn woorden letten.
Als de Nar depressief is gaat zijn kop eraf.

Laat ik me aanpassen
bij de algemene trend in ons land. Laat ik de hele avond liegen.
Ik ben fout geweest in de oorlog.
(flitslicht uit de zaal)
Niet meteen foto’s maken, hè.
Ik had het graag een beetje
in de anonimiteit willen houden, dat is nou niet aardig.
Plak er maar een zwart balkje overheen.
Ik wil die oorlog even uit de taboesfeer halen.
Er zijn nog steeds mensen
die hun flessen wijn van ’40-’45 niet open durven trekken.
Trek open die flessen, mensen! Ik ben van augustus I 944,
Ik kom er uit met dat koppie,
en daar staat iemand te roepen: ‘Het is oorlog hoor, hier is oorlog!’

-15-

 

Dus ik kan niet beweren dat ik het niet geweten heb. Dat kan ik niet zeggen.
Ik ben er toch uit gekomen Ik geef het toe
Ik heb het bij volle bewustzijn gedaan. Het was fout, achteraf.
Mijn kinderen worden daar vreselijk mee gesard op school, de hele dag jennen
‘Haha, je Vader, je Vader die is gek … ‘
Gaat ook een gulden van naar Polen, van die kinderliedjesgrammofoonplaten
Die liedjes gaan toch ook over onderwerpen …
Kinderen die een verhouding met een ponypaard hebben, mongloïde familieleden,
de eerste menstruatie.
Allemaal bloedgeld dat er naar Polen gaat. Een normaal liedje hoor je niet meer.

-16-

 

(zing)

De trekhond trok een kar voort uit doodsangst voor de zweep
met in zijn achterhoofd één ideaal te ontsnappen aan de greep.
Niet langer aan het lijntje van discipline en tucht
niet achter die hengel met een worst aan Hij wou meer dan alleen de lucht.

De lucht, de lucht, de lucht. De lucht, de lucht, de lucht.

(Wegrestaurant tussen Utrecht en Den Bosch De lucht, de lucht, de lucht.
Ik krijg daar een gratis maaltijd als ik dat zeg.
Het is niet te vreten, alleen de lucht al)
De lucht, de lucht, de lucht. De lucht, de lucht, de lucht.

Hij kwam een windhond tegen en die zei: ‘Ik heb een baan, mijn baas die laat een haas los en ik er achteraan.’
Dat wou de trekhond ook proberen, hij weerde zich geducht.
Maar aan ‘t eind van elke wedren restte hem slechts de lucht.
Refrein:
De lucht, de lucht, de lucht. De lucht, de lucht, de lucht.

-17-

 

Toen kwam hij een schoothond tegen met een jasje om haar buik
Die zei: ‘Je moest eens weten wat ik alle dagen ruik.’
Hij kwam bij een bazin terecht, maar sloeg spoorslags op de vlucht. Haar schoot was hard en benig,
los nog van de lucht.
Allemaal!
De lucht, de lucht, de lucht. Nee, laat maar zitten.
We hebben maar een uur.

Toen wou hij jachthond worden omdat zo’n hond hem had verteld, dat je pas hoefde te jagen
als de prooi al was geveld. Maar hij trof een slechte jager en stelde met een zucht:
‘Ik moet die baas weer laten schieten, want hij raakt alleen de lucht.’
De lucht, de lucht, de lucht. De lucht, de lucht, de lucht.

Hij werd een arme straathond. Altijd honger, altijd dorst.
Verlangend naar wat discipline, hunkerend naar de lucht van worst. Valt er voor een mens nog wat te leren uit deze dolle hondenklucht.
Ja, het is overal hetzelfde, wat je najaagt is de lucht. De lucht, de lucht, de lucht. De lucht, de lucht, de lucht.

-18-

 

Hoe aktiveren we de jeugd?
Dat hebben we ons ook de hele tijd afgevraagd. Ze hebben nu de oplossing gevonden:
Je neemt ze hun uitkering af
en je trapt ze uit hun kraakpanden. Zelden zijn ze zo aktief geweest.
En als dat niet wil helpen
laat je een speculant de zaak een beetje opruien, en dat geheel vertoon je dan in het Jeugdjournaal zodat de kleinsten ook alweer geaktiveerd raken. Ik heb thuis twee kleine kinderen,
ik hou ze klein.
Ze kijken elke avond naar dat Jeugdjournaal,
en komen dan met de meest onzinnige mededelingen. ‘Pap, het schijnt dat Van Agt
de aktieve politiek gaat verlaten.’ ‘Ga fietsenjongen, schiet op!’
En het weerbericht komt er nog een keer bovenop: ‘Pap, voor morgen zwaar bewolkt
met kans op regen.’
‘Weerbericht is voor de boerenjongen, ga buiten spelen!’

Nou, tot hier wist ik het uit mijn hoofd.
(scheur vel af en lees heel vlug.)
Iets links Moeder
Zoon Kwakman Stekelvarken Eikel
Onzin Liegen
Fout geweest Vader Trekhond Jeugdjournaal Suriname

-19-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Suriname!
Daar had ik toch een paar móórdgrappen over. Ik heb pas nog een kwis gezien voor de jeugd.
Het antwoord moesten ze inzenden f 2,50 aanpostzegels bijplakken, gulden voor Polen.
De vraag luidde:
‘Wie heeft de leiding in Suriname?’ Typische kindervraag.
Dat weten ze daar zelf niet eens. Nu hebben ze besloten
Ze gaan de antwoorden turven, meeste stemmen gelden
en wie het vaakst geturfd wordt die krijgt de leiding in Suriname.
Fidel Castro hebben ze in de jury gezet.

-20-

 

Sprookjes hoef je bij kinderen al überhaupt niet meer mee aan te komen.
Ja, tenzij ze enige maatschappelijke relevantie hebben. Als je zegt dat Hans en Grietje krakers waren,
dan heb je een redelijke kans.
Als je zegt dat Doornroosje stoned was, dan heb je kans.
Als je zegt dat Sneeuwwitje door transcendale meditatie
in een ander bewustzijn was terechtgekomen, ja dan.
Ik heb laatst eens een sprookje voorgelezen voor kindt:

‘Er was eens een meisje,
dat had recht op een uitkering. De jeugd is ook meer in uitkering dan in inkering geïnteresseerd.
Ze heette Roodkwabje
omdat ze onder haar linkeroksel een rood kwabje had.
Onder haar rechteroksel had ze een moedervlek. Maar wie noemt er zijn kind nou Moedervlek?
Of Blauwmutsje omdat ze wel eens een blauw mutsje zal dragen?
Ze droeg ook wel eens een van een oude krant gevouw En wie noemt er zijn kind nou Vaneenouwekrantgevo1 Dat is niet eenvoudig bij het aan tafel gaan: ‘Vaneenouwekrantgevouwenhoed, eten!’
Of voor haar vriendinnetjes:
‘Mevrouw, mag Vaneenouwekrantgevouwenhoed buiten komen spelen?’
Daarom heette ze Roodkwabje.
Zij ging naar grootmoeder om de AOW te brengen.
Grootmoeder heette Grootmoeder omdat ze tussen haar benen een kolossale grootmoeder had van een onbestemde kleur.

-21-

 

Maar niemand durfde haar Onbestemde Grootmoeder te noemen. Roodkwabje belde aan: ‘Waf, waf.’
Ze stormde naar boven.
Mijnheer De Wolf lag al bij Oma in bed.
Mijnheer De Wolf was Staatssekretaris van Sociale zaken Hij had tenminste niet gestudeerd
en ook nooit in het leger gezeten
Voor zijn rijbewijs was-ie 3 keer gezakt. En ook voor zijn zwemdiploma was-ie 4 keer gezonken als een baksteen.
Wat goed uitkwam bij de eerste steenlegging van het nieuwe klubhuis.
(Even een absurde zin ertussen door om in aanmerking voor de Gouden Griffel te kunnen komen.
Er wordt geen boek voor kinderen meer geschreven, alleen voor griffels.)
‘Ik heb een treurige mededeling,’ zei Mijnheer De Wolf, ‘jullie moeten allebei inleveren.’
Oma begon te huilen, ze kon Roodkwabje nog niet missen. Roodkwabje zei:
‘Als Oma sterft kan ik misschien
een beetje van haar AOW erbij krijgen.’ Weer klonk de bel: ‘Waf, waf.’
De deur ging open en daar stond Mijnheer De Jager. Mijnheer De Wolf maakte dat-ie wegkwam.
Roodkwabje en Grootmoeder keken verschrikt op. Was dat hun Mijnheer De Jager?
Was dat de Mijnheer De Jager van de dienstenbonden FNV?
‘Mijnheer De Jager, wat hebt u een grote neus?’ ‘Ja, die heb ik in een wespennest gestoken.’ ‘Mijnheer De Jager, wat hebt u een grote ogen?’ ‘Ja, ik heb gehoord dat een deel van de subsidies voor de RSV naar Polen moet.’
‘Mijnheer De Jager, wat heeft u een grote mond?’

-22-

 

‘Ja, heb je ooit een vakbondsleider met een klein mondje gezien?’
Hij smeerde ze allebei een badge aan met:
We pikken het niet
En ze leverden nog lang en gelukkig in.

Daarvoor heb ik ze een verhaal verteld over 2 lesbische kavia’s.
Een boekje over lesbische kavia’s,
zodat de kleintjes alvast kunnen wennen
aan het feit dat ze van de verkeerde kant zouden zijn. Dat dat namelijk H-E-L-E-M-A-A-L niet erg is.
Dat je alleen in een hok moet en wortels vreten
de rest van je leven.

Kinderen hebben geen uitlaatklep meer. Katten, die hebben er één.
We hebben thuis twee katten. En één uitlaatklep.
Ik had eten gemaakt.
De kat die binnen was dacht:
‘Ik ga even de kat die buiten is halen.’ De kat die buiten was, dacht:
‘Aha eten’
En ging naar binnen.
Kwamen ze elkaar bij de uitlaatklep tegen. Booiing!
Nu heb ik er twee leuke boekensteunen aan.

Kinderen hebben geen uitlaatklep meer. Ja, de achterkant van de VPRO-gids Ingezonden brieven van de kleintjes:

‘Ik moet van mijn moeders therapeut bij een encountergroep omdat ik het zoontje van de buren wil zijn.’
Chantal (3 jaar)

-23-

En een week later een briefje:

‘Zou ik nooit doen Chantal want mijn vader is de therapeut en ik ben het zoontje van de buren.’
Harry (4jaar)

Van die brieven ook over scheiden
Kinderen vinden scheiden namelijk H-E-L-E-M-A-A-L niet erg. Dan schrijven ze:
(huilerig)
‘Scheiden is best wel leuk,
Ik heb nu 6 oma’s en 4 opa’s.
Gerrit (27 jaar)

Heb je die brief over die spin gelezen?
Een kind maakte zich zorgen over de manier waarop mensen spinnen uit huis verwijderen. Dat ze dat zo wreedaardig doen,
door ze op te zuigen. Met een stofzuiger hoor!
Nee, dat is vies met de mond Ja de spin gaat nog wel,
maar dat web blijft aan je lippen plakken.
Albert Schweitzer had daar een methode op bedacht. Albert Schweitzer, of all people.
God hebbe zijn ziel (vast)
Had een methode bedacht.
Moest je er een glas overheen zetten
en er dan een bierviltje tussen schuiven Dan zat de spin in het glas
Dan moest je het huis uitlopen het viltje verwijderen
de spin op de natuur ingooien En dan:
Met de zool van je schoen de spin de grond in stampen

Dat laatste heb ik erbij verzonnen. Als het aan Albert Schweitzer lag, viel er weinig te lachen vanavond.
Dan was je beter afgeweest als je lepra had gehad,
als Albert Schweitzer hier stond.
Heb je die brief over heimwee gelezen? ‘Ik heb ook wel eens heimwee gehad.
Dan moest ik naar mijn Oom in Duitsland.
Mijn Oom in Duitsland had zijn haar zo schuin over zij hoofd en onder zijn neus had-ie een klein snorretje.
En op zijn rug een enorme bochel.
‘s Nachts lag ik in bed en hoorde beuken. Maar omdat Oom alleen maar een heg had, wist ik dat het iets anders moest zijn.
Ik sloop mijn bed uit
om bij Ooms kamer een kijkje te gaan nemen.
Ik keek door het sleutelgat om te zien wat Oom aan het doen was.
Maar hij bleek op weg naar de badkamer. Daar stond mijn Oom. Piemelnaakt.
Met op zijn rug de bochel, waar hij met viltstift een gezicht op getekend had.
Ik vroeg: ‘Wie is dat Oom?’ En Oom zei: ‘M’n Zwager.’ ‘Hoe komt-ie daar, Oom?’
Hij zei: ‘Ik had een keer bij een verloting een taart gewonnen.
Toen zei mijn Zwager: ‘Geef mij ook een stukje.’ Toen zei ik: ‘Je kan mijn rug op.’
‘En wat is dat beuken, Oom?’ ‘Hij wil eruit.’
Oom begon te huilen.
Ik vroeg: ‘Is de taart al op?’
Je moet toch wat? Je zit in Duitsland dus …

-25-

Ik pakte zijn hand.
We liepen samen de trap af, de keuken in.
Oom deed de ijskast open En daar stonden
twee reusachtige schoenen tot aan de rand gevuld met chocolademelk.
Archibald (7 jaar)

Zulk soort brieven.
Je moetje kinderen tegenwoordig ook overal mee naartoe slepen.
Ik ben naar de Flevohof geweest.
‘Hoe kom je daar?’ zult u zich afvragen. Tip van Pelleboer.
(imiteer)
‘U moet van de week eens met vrouw en kinderen … ‘
Laat ik hem niet nadoen
want dat kunnen anderen veel beter.
In de Flevohof ben ik geweest
en in het Hagelslagpark met die pony’s. Heeft u wel eens pony gereden?
Slecht voor je zolen.
Het was daar een drukte van belang aan de hakkebar.
Ik ben in Keutshavel geweest in die schommel Dat enorme schuitje
waar je met zijn allen in zit. Misselijk dat je daarin wordt.
Ik zat tegenover een man en die werd toch misselijk … In plaats dat-ie nou overgaf terwijl het schuitje zó hing.
Dan had-ie het over zichzelf heengekregen. Nee, natuurlijk net toen het schuitje zó ging … Bráák.

-26-

 

Nee, wij naar de Flevohof.
Iemand van u ooit naar de Flevohof geweest Niemand?
Hoe is dat nou toch mogelijk? Toen ik er heen ging.
Duizenden mensen.
Ik stond gelijk in de file. In de polder in de file.
Voor me auto’s.
Links grazende koeien. Achter me auto’s.
Rechts grazende koeien.
Kom ik eindelijk in die Flevohof aan, wat zie ik
(publiek: grazende koeien)
Ja, en jullie zijn er nooit geweest, hoe kan je dat nou weten?

Dus wij komen aan de kassa:
een enorme nJ mensen
Zijn eindelijk aan de beurt:
Volwassenen: f 7,50
Kinderen: f 22,50.
En het is te laat om te zeggen: ‘Dat pikken we niet.’ Dan kom je in een imposante hal.
Staan daar duizenden mensen, gefixeerd naar iets te kijken, geen doorkomen aan.
Die staan daar als een soort rugby-scrum opeengepakt Dus ik grijp mijn zoontje
en gooi hem als rugbybal tussen de benen.
Ik zeg: ‘Ga jij maar even kijken wat er te zien valt.’
Hij staat snel vooraan
want hij heeft de ellebogen van zijn vader. Ik roep: ‘Zie je al wat?’
Hij zegt: ‘Ja.’
Ik vraag: ‘Waar staan ze naar te kijken?’

Hij: ‘Naar een berg aardappelen.’ Stonden drieduizend man gefixeerd naar een stapel Eigenheimers te kijken. Omdat Pelleboer dat gezegd had.
En van geen wijken willen weten want
ze hebben zeven en een halve gulden betaald Los nog van de kinderen.
(Moetje eens aan Walt Disney vertellen die in de United States
voor miljarden dollars geïnvesteerd heeft in elektronisch vertier.
Dat ze hier in Nederland bereid zijn om voor 3 rijksdaalders
de hele dag naar een stapel Noord-Bevelanders te gaan staan koekeloeren.)

Ik ben in de V.S. geweest.
We hadden een camper gehuurd.
Het was al onze tweede want de eerste was gestolen.
Nu zat bij de tweede de watertank
op de plaats waarbij de eerste de benzinetank zat en omgekeerd.
Dus we waren I o mijlen onderweg en haper haper
Ik zei tegen mijn vrouw:
‘Ik ga wel even benzine halen.’
‘Ja,’ zei zij: ‘dan zet ik intussen koffie.’ Dus die zette een keteltje super op
Ik liep weg en hoor:
BOOIING
Ik dacht:
‘Nou zullen we er toch ook niet een lekke band bij hebben’ Dus ik draaide me om …
Nou hou ik van een sterk bakkie maar … En mijn vrouw riep dansend:
‘Het Melittazakje is nog heel, het Melittazakje is nog heel!’

-28-

 

Wij komen in Walt Disneyworld aan
Zit daar die President Lincoln op een stoel. Helemaal elektronisch,
van top tot teen nagemaakt.
Dezelfde Lincoln, die die verslaving heeft uitgevonden. Die zit daar heel imposant te wezen.
Op zeker moment gaat-ie staan. Helemaal elektronisch!
0 wat zouden die Amerikanen hem graag nog een keer neerpaff en, maar dat kan niet. Zag ik laatst Reagan lopen en dacht:
‘Volgens mij is die ook door Walt Disney gemaakt.’ Hebben ze wel geprobeerd neer te schieten.
Met als resultaat: een paar beschadigde transistoren

Wij zitten nog steeds in de Flevohof. Komen bij een paard.
Zegt mijn zoon: ‘Ik wil een paard.’ Dus ik geef de kleine jongen een paard. Ik heb hem een wit paard gegeven.
Ik denk: ‘Als het hem gaat vervelen, kan hij er altijd nog op tekenen,
of kan ik er mijn soft-pornofilms op projekteren.’ Bleek het een springpaard te zijn.

Kinderen mogen zich vandaag de dag niet meer vervelen. Vroeger op de kleuterschool was verveling troef,
Ik vrat alleen maar uit mijn neus.
Mijn juf die wist niet eens dat ik een vingertopje had.
Wat ik dáár niet heb uitgehaald Op de kleuterschool.
Tegenwoordig mogen de kleuters peuteren mits het gepeuterde
na aftrek van het Poolse deel
wordt afgestaan voor de materiaalkast. Er mag niks meer verloren gaan.

-29-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Eén keer per maand gaat die kast open En hopla!
En dan rollen al die pullekies d’eruit. Daar gaan ze leuke dingen van bouwen. Eerst een fundamentje van pullekies Verkouden kind erbij.
Snuit in de hand.
Dat snot gaat over die pullekies.
En daar komt weer een verse laag pullekies op en dan weer snot enzovoorts
Laatst op een ouderkijkavond, hadden ze heel Huis Ten Bosch, uit hun kleuterneuzen getrokken.
En ik maar denken dat het Claus zijn neus uitkwam.
Sorry, Moeder
ik maak straks wel een giro over voor Polen

-30-

 

Opstellen schrijven gaat ook niet meer zo als vroeger Vroeger kreeg je tien onderwerpen,
daar mocht je uit kiezen. Tegenwoordig wordt je een onderwerp demokratisch opgedrongen
Leuke wandeling in de natuur. Meegaan met vreemden.
Mijn eerste natte droom.
Ja, mijn perverse geest begint langzaam op te spelen. Laatst heb ik mijn zoontjes opstel gelezen:
Getiteld:
DE DERDE WERELDOORLOG
Wij lagen in bed. Mama bij haar vriendin
en papa in het opklapbed met zijn opblaaspop. (Dat is allemaal fantasie hoor.
Waar haalt zo’n kind het vandaan hè? Van wie zou-ie dat hebben!)
Mijn zusje had haar speelgoedkomkommer mee, want die duimt nog. Plotseling hoorden wij een knal: ‘Booiing’.
Ik dacht: ‘Dat is papa zijn opblaaspop.’
Maar het bleek de derde wereldoorlog te zijn die was uitgebroken. Kort daarop hoorden we weer een knal: ‘Booiing!’
Ditmaal was het wèl papa zijn opblaaspop. Hij was zo geschrokken van die eerste knal dat zijn veiligheidsspeld was opengesprongen.
Ik rende naar mama’s slaapkamer. Mama rende naar de mijne.
We passeerden elkaar op de gang, maar we zeiden niks, want ‘t was oorlog. Dus wij keken wel uit.
We hoorden weer een knal: ‘Booiing’
‘Waren we maar in Velzen blijven wonen,’ riep papa die dacht dat het iets heel anders was.
We renden nu als gekken door elkaar.
Daar had je opa ook. Wat deed die hier? Die zat in een bejaardentehuis. Nee, opa had zijn positieven bij elkaar. Alle twee.
‘Naar de kelder!’ brulde opa.
‘We hebben geen kelder,’ zei mijn zusje.

-31-

 

Pats, die kon een draai om haar oren krijgen. Brutaal kind. Midden in de oorlog zulke ondeugende dingen zeggen.
Nee, dan was je bij opa mooi aan het verkeerde adres. We renden achter opa aan naar de kelder.
Booiing.
Weer een knal, maar geen kelder.
We renden nu al twee keer achter elkaar aan door het huis. ‘Wat een fantastische konditie heeft u,’
zei mama’s vriendin tegen opa. ‘Wie bent u?’ vroeg opa.
‘De vriendin van uw dochter.’
Pats, die kon ook een draai om haar oren krijgen. Met zulke opmerkingen was je bij opa mooi aan het verkeerde adres. ‘Onder het aanrecht,’ brulde opa die wilde laten merken
dat dit niet zijn eerste wereldoorlog was
op een toon die deed vermoeden dat het wel zijn laatste zou zijn. ‘We hebben geen aanrecht,’ zei mijn zusje.
De bel ging: Opa deed open. ‘De kolenboer!’ riep hij.
‘We hebben centrale verwarming,’ zei mijn zusje buiten handbereik van haar grootvader.
Het bleek de postbode, die geheel verkoold was, met een brief voor opa.
Pats. Die kon een draai om zijn oren krijgen. Want die was mooi aan het verkeerde adres.
EINDE

Krijgt het schaap er een 6 min voor.
Het is dat ik het nog kan gebruiken vanavond maar anders was het
verspilde energie geweest.

Zo worden ze nooit de eerste de beste. Hoelang zijn we nu ongeveer bezig?
Een halfuur.
Dan heb ik nog een half uur voor het laatste onderwerp.

-32-

 

(onderaan het blocnotevel staat geschreven de eerste de beste)
Dee eerste deeeee beeste …
Wat een vreselijk programma is dat. Ik zit er wel eens naar te kijken,
wat dan het grauw doet.
Mensen zonder talent, die zich willen verheffen Weinig verheffends.
Kopjes en schoteltjes stapelen
van een minderwaardig soort keramiek.
Als het nog antiek 2e eeuws porcelein was geweest.
Of iemand die op een paalwoning gaat zitten voor zes en een half jaar.
Weinig verheffend.
Laten die lui een politieke moord begaan en I 5 jaar in Scheveningen opknappen. Dat heeft tenminste zin.
Ik ben een beetje pisserig op die programmaleiding omdat ik de voorrondes niet ben doorgekomen.
Ik had een fantastisch nummer.

Ik had een doos
waar tienduizend vlooien in zaten.
Ik zou die doos open doen en dan hopla!
Zouden die vlooien eruit springen Vervolgens trapte ik dan al dansend die vlooien dood.
Maar die vlooien hadden kennelijk in de doos iets afgesproken. Ze formeerden zich in 5 rotten van 2000.
Ik doodde met één stap 2000.
Maar toen maakten die andere 8000
een omtrekkende beweging Dus ik Hopla!
nog 4000 doodgetrapt.
Maar sprongen die andere 4000
in één klap mijn broek binnen!
Intussen stonden kamera’s op mij gericht.
Dus ik kon moeilijk in mijn kruis gaan staan krabben Dus zet ik de lege doos voor mijn kruis
ter bescherming van mijn gehalte
Bleek dat daar nog 20.000 vlohulptroepen inzaten!
Dus ik nog roepen: ‘Wie probeert hier nou nog de eerste de beste te zijn.
Jullie of ik?’
(trek een vel van de blocnote, op het nieuwe vel staat: Toneelstukje.
Frommel het oude vel tot prop en dribbel een
rondje rond de blocnote, raap prop op en haal er een bal uit)
Dat was zo maar even een toneelstukje. Stelt niks voor.
Als straks al die gezelschappen
door subsidiegebrek zijn opgeheven, is er niks aan de hand.
Het was maar toneel.
Akteurs die hun hele leven roepen: ‘Zijn of niet-zijn.’
Nou, dat blijkt dan niet-zijn te zijn. Helemaal niet erg.

Het schijnt trouwens
dat al die subsidies gehandhaafd kunnen blijven. Er kan zelfs nog iets bij.
Ook de lonen kunnen iets omhoog Zelfs die van de onderwijzers.
(Ik was wel even blij
dat die onderwijzers even staakten trouwens.
Kon ik eindelijk mijn kinderen even lezen en schrijven leren.)
Die spoorwegstaking vond ik minder leuk. Eerst dacht ik: ‘Spoorwegstaking,
zou er wat aan de hand zijn?’
Maar ‘t ging alleen maar om geld dit keer. Ik wou net die dag zelf moord plegen.
Ik sta daar op dat perron. Dat duurt, en dat duurt. En tochtig!
Je zal nog kou vatten
op de dag dat je zelfmoord gaat plegen. (Wacht tot het rode licht gedoofd is.
Er kan nog een trein komen. Opscheppers.
Denk niet dat wij deze spoorwegovergang hebben aangelegd voor die ene trein die hier ooit in de eeuwigheid langs zal komen Nee, er kan nóg een trein komen.
Ze hebben wel twee treinen bij de NS.)
Al die subsidies kunnen worden gehandhaafd, als we de AOW afschaffen
Laat die bejaarden nou
één of twee keer demonstreren, dan heb je het wel gehad.
Het is lekker guur ‘s winters.
Dus die zijn met geen stok de straat op te krijgen. We moeten tenslotte een keuze maken.
We kunnen moeilijk
die gastarbeiders het land uittrappen. Dat is onmenselijk.

-35-

Ik wil dat wel even nuanceren
Voor de rechtse kijkers, de jongeren.
Die weten namelijk niet
dat ik een linkse komiek ben
en precies het tegenovergestelde beweer van wat ik eigenlijk wil zeggen,
en dat dat leuk is.
Die zitten thuis …
Die zitten nu thuis van:
‘Goed dat dat soort dingen
eens een keer op de televisie gezegd wordt.’
Nee jongelui, ik beweer precies
het tegenovergestelde van wat ik zeg.
Dus de AOW moet blijven en die gastarbeiders,
die moeten het lan …
nee wacht dat klopt ook niet
Alhoewel dat is dan weer een dubbele bodem
Dat is dan weer een parodietje in een persiflage gevat. Het is een moeilijk vak.
Zand erover.
Nee, niet over die gastarbeiders
Hoe leg ik dit allemaal uit aan de jeugd? Laat ik eens een poging doen.
(scheur weer een papier af, er verschijnt: Lubbers.) Zo nooit.
(scheur opnieuw papier af, waarop provisorisch groente ne tiurf op een winkeldeur geschetst staat
kruip achter het papier
en verschijn weer op een typische Ome Willem manier)
Joepie de poepie!
Ik sta laatst in de winkel op mijn beurt te wachten, voel ik dat achter mij
een vrouw de winkel binnenkomt. Dat voel je.
Je hele achterste is daarop ingesteld.

Trouwens hij
(wijs op namaakhoofd achter op zijn rug)
heeft zijn ogen ook niet in zijn zak zitten. Bovendien hoor ik het papier van de deur ritselen. Dus ik denk: ‘Daar zal je een vrouw hebben.’
Vroeger ging je als man
er een peetje hanig bij staan beetje taxerend
Dat is tegenwoordig niet meer toegestaan. Dus ik ging er zo neutraal mogelijk bij staan.
Beetje de houding
die Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog aannam. Ik ben aan de beurt.
Ik zeg: ‘Geeft u mij een kilo bananen,’ en ik hoor dwars over mij heen:
‘Twee pond schillen.’
Ik zeg: ‘Pardon mevrouw, maar het is mijn beurt.’ ‘Ik dacht dat u een zak aardappelen was.’
‘Met een bril zeker. Het is mijn beurt.’ ‘Wie geeft hier wie de beurt?’
Dus zij: ‘Wie geeft hier wie de beurt?’
Daar had ik zo gauw geen antwoord op, natuurlijk. ‘U gaat al duizend jaar voor uw beurt,’ zegt ze.
Man, ik ben van augustus ’44,
maar dat leek me flauw om te berde te brengen. Ik zeg:
‘Mevrouw, als ‘t voor 2 pond schillen is, gaat uw gang.’
Maar dat was niet alles.
Er kwamen nog een restje spruitjes bij, bedorven mandarijntjes
mislukte walnoten.
Ja, zo’n bijstandsmoeder weet de eindjes wel aan elkaar te knopen.
Terwijl die vrouw geholpen wordt, komt er een neger de winkel binnen. Het vliegticket hing nog uit zijn broek.

Ik leer snel
en dus zeg tegen hem:
‘Ga je gang.’
Hij zegt: ‘Nee, het is uw beurt.’
Ik zeg: ‘Ach, wie geeft hier wie de beurt? Ik ga al duizend jaar voor mijn beurt.’
Terwijl die wordt geholpen aan een tros bananen …
Nee dat moet ik nou niet zeggen, dat wekt misverstanden,
Dan denkt de rechtse jeugd weer:
‘Ja. Zie je wel.’
Terwijl die neger wordt geholpen aan een sinaasappelkistje
hoor ik achter mij
het gebeuk van luchtbanden tegen de buitendeur.
Dat was een gehandikapte die niet over
die ongeëmancipeerde stoep heen kon komen. Ik bied de helpende hand.
Pak de twee handvaten en druk ze naar beneden
En krijg hopla die twee schoenpunten tegen mijn voorhoofd. Ik vraag om een kilo bananen.
De invalide zegt: ‘Laat mij nou eerst even, dan kan je me er straks ook weer uithelpen.’
Terwijl ik de handvaten gretig oppakte
en de gebrekkige voorover op de stoep dondert glipt er langs mij
een gastarbeider naar binnen. Het was bijna sluitingstijd.
Dat zeg ik erbij.
Ik roep: ‘Eén kilo bananen!’
Ik zie die buitenlandse werknemer
langs de toonbank scharrelen naar een kast
Hij pakt er een bezem en een dweil en een emmer water uit en begint de winkel schoon te maken.

Ik schrik van mezelf.
Dat durf ik nu pas toe te geven. Ik had een tientje in mijn hand.
Dat liet ik op de grond vallen
‘Voor dat het allemaal naar Polen gaat,’ dacht ik.
Ik loop de winkel uit kom bij mijn auto.
Is mijn autoradio gestolen. Door een junkie, vermoed ik.

(scheur weer een vel van de blocnote af, op het nieuwe vel staat Vader zoekt dochter in disco
muziek komt uit doos)

-39-

Annie,
ik ben het, je vader. Ik heb je tassie Annie, waar zit je?
Kom nou mee naar huis, Annie. Er is geen leven op Pluto.
Je kan niet dansen op de maan. Kom nou mee

We zitten al een jaar op je te wachten. Mama heeft je oliebollen gebakken.
Oliebollen met nederwiet

Wat vragen de kinderogen? ‘Is dat alles?’ in een koor. Het is allemaal gelogen.
But they want more, yes they want more.

Deurdonderen dat komt uit Twente, van vals tot plat, van hoog tot laag. En boer Harms, die woont in Drente, de hoofdstad van:
0 o Den Haag, mooie stad achter de duinen. Ein bisschen Liebe, een beetje vrede,
een beetje geil en een beetje goor. Rok omhoog, broek naar beneden. Viva amor amor.

Kom nou mee, Annie. Voordat de bom valt.
Er is geen bal op de teevee, Annie. Kom nou mee,
(doos met muziek sputtert bij aanraking. tegen de doos.)
Ik wist niet dat je kwaad werd. 0, was ik maar een gijzelaar.

(stamp kartonnen doos in elkaar muziek houdt hortend en stotend op.
scheur vel papier van blocnote af, er staat geschreven: NIETS scheur dit er af
en op het volgende vel staat WEER NIETS)

De zanger zingt een liedje bij wijze van protest.
Hij is erg tegen oorlog en nogal voor de rest.
Het publiek zingt vrolijk mee, ze kennen het refrein
dat gaat van: ‘We shall overcome.’ ‘Dat we toffe jongens zijn.’

Maar iemand uit de massa die roept: ‘Wat zing je tam. Ik vond je vroeger beter ten tijde van Vietnam.’ ‘Ja,’ zegt de zanger somber ‘mijnheer, dat is ook waar.
Vrede is goed voor de mensen maar slecht voor mijn repertoire.’

Dominee op de kansel preekt nooit meer over God.
Weg met de voorbeschikking in eigen hand dat lot.
Bijvoorbeeld in Zuid-Afrika waar het droevig is gesteld. Daar moet iets aan veranderen, desnoods met geweld.

Maar iemand uit de massa
die roept: ‘Waar ligt de grens? Als Jezus geweldloosheid was, geldt dat niet voor de mens?’ Dominee klinkt solidair,
zijn woorden blijken hol.
Tijdens vrede zijn de kerken leeg, in de oorlog zijn ze vol.

Papa zit op zijn praatstoel. De kinderen luisteren zoet.
Het is een oud gekend verhaal, over een man met moed.
De Duitsers: weerzinwekkend. De oorlog: o zo flink.
Maar opa redt de Joden want o-pa was zo flink.

Dan vraagt de oudste zoon bij wijze van een grapje: ‘Pap, als opa toen zo flink was
hoe kom jij nu zo slap?’ ‘Ja,’ zegt de vader blozend, ‘mijn zoon dat komt er van:
Vrede kweekt slapjanussen, De oorlog maakt je man.’

En ergens op het slagveld, rust een soldaat in vree.
Kruis op zijn kop en as meen urn.
Hij heeft de strijd gestreden
voor God, Koningin en Vaderland. Voor het heilig ideaal.
Want oorlog dat wil niemand. We willen vrede allemaal.

Een beetje vrede, een beetje liefde.

Wollt 1hr den totalen Krieg?

Ja, und ein bisschen Friede. (Mag het ietsje meer zijn?)

(scheur vel papier van de blocnote af 31 december 1982)

Er was eens een houtsnijder die alle dagen hout sneed.
Zelfs als hij geen hout sneed probeerde hij nog hout te snijden.
Hij had ooit de troon voor de koning gesneden, het kabinet van de minister,
de kansel voor de dominee
en het wapen van de generaal. Daarnaast vond hij nog tijd om hartstochtelijk over de zin van het bestaan te discussiëren
met ieder die hem daartoe uitdaagde.

Op zekere dag sneed hij aan een kistje. Om zijn vingers soepel te houden,
want hij had geen opdrachten op dat moment. Zijn gedachten verstoorden zijn concentratie en hij sneed zich in zijn vingers.
Hij keek op de kalender. Het was 31 december.
Dit kon geen toeval zijn, dacht de houtsnijder,
die een bijgelovig man was.
Hij besloot het kistje te voltooien en met het houtsnijden te kappen.
Beitel en guts aan de wilgen te hangen en de wilgen de wilgen te laten.
Hij nam zich voor het kistje te schenken op nieuwjaarsdag aan de eerste de beste jongeling
die zijn huis passeerde.

Zo zette hij zich de volgende dag op een stoel voor zijn deur.
Op schoot had hij het kistje,
zijn laatste proeve van bekwaamheid. Er passeerde een jongeling,
maar aangezien die naar zijn idee niet de eerste de beste was,
liet hij hem lopen.
Er passeerde een tweede jongeling. De houtsnijder wenkte hem.
Maar deze jongeling
had kennelijk een goede opvoeding genoten, want hij maakte dat hij weg kwam.
Tenslotte, zo half september,
had de houtsnijder een jongeling te pakken. Hij zei plechtig:
Ik schenk je dit kistje.
Alles wat je moet doen is de wereld omzwerven en zorgen dat je hier op I januari terug bent.
Dan krijg je de sleutel,
want in dit kistje zit een Geheim.

De jongeling ging heen en keerde op I januari weer terug. Hij hield het kistje voor zich uit en zei tegen de houtsnijder:
Hier is uw kistje terug, ik wil het niet.
Dit verbaasde de houtsnijder zeer. Waarom, vroeg hij.
Wel, zei de jongeling,
op mijn zwerftochten door de wereld heb ik geen Geheim kunnen ontdekken
dat de mens aan de schepping ontfutselde en daarna niet verkwanseld, verloochend of ontluisterd heeft.
De houtsnijder had schik in dit jong.

Hij zei: hou het kistje
en gooi de sleutel dan maar weg. In de sloot of zo.
Sleutels horen immers in sloten.

De jongeling keerde terug naar zijn huis en zette het kistje op tafel.
Hij ging op een stoel zitten en keek ernaar.
Het leek wel of het kistje iets wilde zeggen of tonen.
Hij begon wild over de inhoud te fantaseren, zonder de behoefte die te vergelijken
met de werkelijke inhoud.
Nee, juist die ruime variatie van mogelijkheden sprak hem aan.
Zo kwam hij tot de meest opmerkelijke gedachten. Bijvoorbeeld:
De bergbeklimmer die de top bereikt heeft zal toch weer moeten afdalen
om de mensen beneden te vertellen dat hij boven geweest is.
En aangezien de mensen beneden niet geacht worden te weten hoe het er boven uitziet,
had hij zich een hoop moeite kunnen besparen door beneden te blijven en zijn fantasie
de vrije loop te laten
en daarmee de mensen in het dal te onderhouden. Maar de mensen in het dal willen zich niet meer voor de gek laten houden door fantasten.
Ze hebben een kamera en een mikrofoon uitgevonden en zijn nu in staat ieder plekje op de aardbol te checken en elke gebeurtenis te verifiëren.
Zo doden kamera en mikrofoon de fantasie. Van die gedachten.

Hij wordt hongerig, misschien van het denken,
maar het kan ook komen door de bakker die aanbelt.
De jongeling doet open
en de bakker vraagt of er nog brood moet zijn. Een redelijke vraag voor een bakker.
Maar de jongeling,
laten we hem voor het gemak Prana noemen, antwoordt niet.
Hij kijkt alleen maar naar het kistje. De bakker herhaalt zijn vraag, maar Prana antwoordt niet.
Waar kijk je toch naar, vraagt de bakker ongeduldig. Naar dat kistje, antwoordt Prana.
Ja, zegt de bakker, dat kan ik ook wel zien. Nou, waarom vraagje het dan, zegt Prana, dit middenstandsgesprek afrondend.
De nieuwsgierigheid van de bakker is echter gewekt.

Wat zit er in dat kistje?
Dat zal ik je zeggen, antwoordt Prana, als je me een brood geeft.
Weg is de bakker, om een brood. En, wat zit er in het kistje?
Een geheim, zegt Prana.
Ja, zegt de bakker beduusd, maar wat is dan dat geheim?
Dat zal ik je vertellen, zegt Prana,
als je me nog een lekker krentenbrood brengt. De bakker moet nu even heel goed nadenken.
Want het zal niet de eerste keer zijn
dat hij zonder geld en met een lege kar thuiskomt. Maar ook nu kan hij zich niet inhouden.
Hij haalt het brood en roept: Wat is het geheim?

Het geheim is, zegt Prana,
dat ik nooit honger zal hebben,
want als ik honger heb is er altijd wel een nieuwsgierige bakker in de buurt die er een paar broden voor over heeft om te weten wat er in dat kistje zit.
Diep gekwetst en tot op het bot in zijn menselijke eer aangetast
druipt de bakker af.
En de werking van zijn fascistoïde bijschildklier doet hem opscheppen in het plaatselijk café
dat hij het geheim van het kistje kent.
Dit blijkt altans uit de komst van de slager drie dagen later.
De slager gaat eraan voor een halve koe. Een dag later de man van de SRV,
een maand levensmiddelen.
De slijter, de verzekeringsagent en de melkboer volgen elkaar in hoog tempo op.
Allen hun handel en waar achterlatend.

Op een dag doet Prana open: de pastoor.
Deze stapt ongenood naar binnen
en loopt taxerend om het kistje heen. Hij zegt:
Ik ben allerminst benieuwd welk geheim uw kistje bevat.
God kent de vele dwaalwegen die zijn schepselen bewandelen.
Hij ziet ons zoeken naar het onvindbare.
Hij kent ons verlangen naar het onvervulbare. Ons kijken naar het onzichtbare.
Ons luisteren naar het onhoorbare, zodat hij ons kan doen geloven
in het ongelofelijke.

Laten we de zaak regelen
en samen de middenstand er onder houden. We zetten het kistje op het altaar in de kerk en de opbrengst delen we samen.
Amen
Is dat alles wat ik er voor krijg, vraagt Prana enigszins overdonderd.
Ik kan er voor zorgen dat u in de hemel komt, zegt de pastoor,
die dan al bij kop en kont is gegrepen en het huis uitgegooid.

Weer enige dagen later gaat de bel.
Prana doet open en ziet een prachtige vrouw die langs hem naar binnen glipt.
Ze pakt de stofzuiger en begint te zuigen.
Als het hele huis aan kant is, doet ze de afwas, stopt zijn sokken, stoft het kistje af
en zet een paar knopen aan zijn gulp.
Prana vindt haar behalve nuttig ook nog zeer aantrekkelijk
en alhoewel hij nog geen woord met haar gewisseld heeft, vraagt hij haar ten huwelijk.
De vrouw zegt: Ja, mits je me vertelt wat er in dat kistje zit.
Prana schrikt.
Is dit nu feminisme?
Is de vrouw alleen maar uit op het geheim van de man? Was het maar andersom!
Dan kon de wereld nog veranderen. Hij wijst haar de deur.
Zijn blik volgt haar terwijl ze de weg oversteekt.
Er komt een man achter een boom vandaan die vragend de kin heft.
Ze schudt nee.

-50-

 

Nu wordt het betrekkelijk rustig.
Behalve een nieuwsgierige leverancier
heeft Prana weinig last van bemoeizucht of naijver en allengs begint het kistje
een grotere plaats in zijn leven in te nemen.
Het voorziet hem van zijn dagelijks brood
en wordt zijn bron voor fantasie en meditatie. Het is zijn orakel en almanak.
Het is voor hem alles.

Op oudejaarsdag maakt hij zijn gebruikelijke wandeling door het naburige bos.
Bij terugkeer ziet hij
hoe zijn huis omsingeld is door soldaten. Hij wil naar binnen gaan,
maar een soldaat houdt hem tegen. Halt, waarheen gaat gij, is de vraag. Ik woon hier, zegt Prana.
Dat kunnen ze allemaal wel zeggen, antwoordt de soldaat.
Mag ik even uw pasje zien? laat hij er bits op volgen.
Dat ligt binnen, zegt Prana naief.
!ritussen is in de deuropening
een wat lugubere figuur verschenen. Een beetje sinistere, boerenslimme, jonge honderige, a-culturele, vlezige sexueel-gefrustreerde man
kortom een politicus.
Deze zegt:
Het is vijf voor twaalf, economisch gezien. Wij vonden het onverantwoord het geheim langer in het kistje te laten
aangezien het wel eens de oplossing zou kunnen zijn voor onze problemen
van werkgelegenheid en teruglopende welvaart.

Prana stormt langs de politicus naar binnen. Op tafel staat het kistje, open en al.
Prana roept: doe het dicht
en zet het terug waar het stond, want ik wil niet weten wat erin zit. De politicus lacht schamper,
het kistje was leeg.
Ik heb u van niets beroofd, hoogstens een paar illusies,
maar dat is nu eenmaal het risico dat je loopt in een democratie.
Prana kijkt naar het kistje.
Hij beseft dat hij liever een positieve bevestiging van het geheim ziet,
maar aanvaardt dat ook deze gebeurtenis een facet van het geheim moet zijn.
Hij ziet het kistje
dat gisteren nog alles voor hem was nu opeens niets blijkt te zijn.
Hij realiseert zich dat noch binnen noch buiten het kistje enige verandering heeft plaats gevonden.
Je zou dus kunnen stellen, denkt hij, dat alles gelijk is aan niets.
Dat het in het leven niet alles of niets is, maar dat alles niets is en niets alles.

Hij geeft de politicus een hand
en vraagt hem de blokkade op te heffen.
Hij belt de vrouw die hem ooit ten huwelijk vroeg en zegt: Alles is niets.
Ze antwoordt: Dan wil ik je trouwen. En eenmaal bij hem thuis zegt ze:
Ik heb ook een kistje.
Jammer zegt Prana, ik heb mijn sleutel in de sloot gegooid. Geen nood, antwoordt de vrouw.
Op dit kistje past een andere sleutel. Ze raakt zwanger en hun kind wordt

o toeval
o fantasie
o vrijheid openbaring
geboren op I januari.

Als het kind tien jaar is
loopt het in de kamer en vraagt de vader: Wat zit er in dat kistje?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een geheim, zegt Prana maar hij schrikt van zichzelf
want hij wil voor zijn eigen kind geen geheimen hebben.
Dan mompelt hij, o, alles of niets. Het kind pakt het kistje van de plank doet de deksel open,
haalt er een klein briefje uit
en leest hardop wat Prana tien jaar daarvoor geschreven heeft:

 

 

 

 

 

-55-

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Openbaring was een rechtstreekse TV-
uitzending (IKON) op 31 december 1982 van 23 tot 24 uur vanuit de Globezaal van de Stadsschouwburg te Eindhoven.