De Grens
Een maandelijks feuilleton over grenzen en grensoverschrijdingen, noemt hij het zelf en dat is het in vele opzichten. Freek de Jonge speelt De Grens op de grens van een nieuwe eeuw. Het tiendelige theater- en televisieproject, gemaakt in samenwerking met de VPRO, heeft als voornaamste thema de begrenzing waarmee mensen wereldwijd worstelen, zowel in het groot als in het klein. Dit vanuit zijn visie dat alle taboes zijn verdwenen en we lijden aan grensvervaging en normloosheid.
Ook ingrijpende gebeurtenissen van deze eeuw staan centraal, omdat ze grenzen stelden, zoals de Tweede Wereldoorlog en de moord op president John F. Kennedy. Maar ook belangrijke kwesties uit de actualiteit die onze grenzen aftasten: Marc Dutroux, Kosovo, asielzoekers… Tenslotte tast Freek de Jonge als theatermaker de grenzen van zijn eigen mogelijkheden af.
Wat dat laatste betreft: wat hij met deze serie van tien verschillende theatervoorstellingen in één jaar tijd presteert, is haast onvoorstelbaar. Elke voorstelling is anders van onderwerp, van engagement, van structuur, van toon en van vorm. Als geheel biedt het ‘feuilleton’ niet alleen een staalkaart van wat er speelt aan het eind van het tweede millennium, maar ook van De Jonge’s talent als denker en schrijver, speler en verteller, cabaretier en clown.
Hij geeft de tien voorstellingen de volgende titels mee: De Kinderjaren, Zinloos geweld, De Middenstand, Het Platteland, De Oorlog, Na de vakantie, De Vluchteling, Het Akkoord, De Feestdagen en, als laatste, Een Verdacht Koffertje. In tijdsduur variëren ze van dertig minuten tot ruim een uur. Dat halve uur was de zendtijd die de VPRO en hem voor ogen stond voor elke aflevering, maar al direct blijkt dat de voorstellingen zich niet in dat korte tijdsbestek laten wringen.
Freek de Jonge schrijft op dat moment ook nog dagelijks zijn column op de voorpagina van Het Parool. Veel van de onderwerpen die hij daar behandelt komen terug in de voorstellingen, soms zelfs woordelijk. De Grens is een aaneenschakeling van verhalen, anekdotes en terzijdes, aangevuld met grappen, gedichten, liedjes en visuele acts.
Voor de inhoud van de tien afleveringen is wel een lijn uitgestippeld. Die gaat dus over grensvervaging. In de eerste aflevering zegt hij letterlijk: ‘De Jaren Zestig-Zielzoekers schreeuwden net zo lang “Weg met de grenzen” tot alle grenzen verdwenen waren.’ En in latere afleveringen stelt hij: kunst wordt commercie (De Middenstand), herinnering wordt anekdote (De Oorlog) en fantasie en geloof zijn overbodig (De Feestdagen). De serie heeft ook een autobiografisch karakter. Zo gaat Kinderjaren over de onschuld, Zinloos geweld over de naïviteit van de adolescentie, De Middenstand over de ambities van wie keuzes moet gaan maken.
Maar hij laat die lijn steeds meer los. Op 4 september 1999, als hij na de vakantie met Na de vakantie begint aan de tweede serie van vijf afleveringen, zegt hij hierover tegen NRC-Handelsblad: ‘Het idee was om vorig jaar van september tot december voorraad te maken en daaruit zijn de eerste vijf programma’s gedaan. Maar er kwam telkens ook veel actualiteit doorheen, zodat er nog allerlei materiaal is blijven liggen. Dus van enige planning is steeds minder sprake.’
Zo had hij in het vijfde deel, het laatste voor de zomerstop, de Tweede Wereldoorlog centraal willen stellen vanwege de herdenkingen van 4 en 5 mei. Maar door de oorlog in Kosovo wijzigt zijn opzet zich.
In de maand daarvoor hebben columnisten als Frits Abrahams, Jan Blokker en Max Pam zich tegen het plan van Herman van Veen en Freek de Jonge gekeerd om een benefietavond voor de Kosovaren te organiseren. Zij zouden een complex probleem simplificeren. In De Oorlog kiest hij opvallend genoeg niet voor de tegenaanval:
‘Moeten we ingrijpen, was de vraag waar het gisteravond om draaide. Als gebruikelijk verpakte Freek die actuele vraag in bijbels aandoende gelijkenissen. Moet de mens tussenbeide komen als hij het ene dier het andere ziet vermoorden, of de natuurlijk op z’n beloop laten? Zijn de gevoelens van de Palestijnse zelfmoordenaar, die verliefd wordt op het Joodse meisje naast hem in de bus, ondergeschikt aan het doel? Moet hij zijn dodelijke missie bekendmaken of moet hij er stilletjes vandoor gaan? Bij Freek heeft elk verhaal altijd een dubbele bodem.
De zelfmoordenaar wijst het meisje op zijn lading, die op haar beurt natuurlijk alarm slaat, waarna de buschauffeur zich in paniek tegen een muur te pletter rijdt. Waarmee maar gezegd is dat De Jonge allerminst pretendeert pasklare antwoorden te hebben. En waarmee de cabaretier zijn critici dus toch nog, op eigen terrein, de mond snoerde. Niet met de pen, maar op het podium, waar hij hoort.’
(Thomas van den Bergh in Het Parool, 16 april 1999)
Terugkerende items zijn het fileren van kranten en reclamefolders, zoals (in De Oorlog) de voorpagina van ‘verzetskrant’ Het Parool tijdens de oorlog in Kosovo en (in Na de vakantie) de wijze van berichtgeving door ‘vakantiekrant’ De Telegraaf. Daarnaast (in respectievelijk De Middenstand, De Vluchteling en Het Verdachte Koffertje) reclames van de Hubo (met de voetbalbroertjes Frank en Ronald de Boer), Dirk van den Broek en (met Ajax-coach Jan Wouters) ABN/AMRO. Dit procedé paste hij al eerder toe in zijn reguliere theatershows rond advertenties van de Nederlandse Spoorwegen (in De Tol) en bungalowparken (in De Mars) en aan de hand van de geschenkengids van Douwe Egberts (De Estafette). In Na de vakantie refereert hij zelfs aan het feit dat hij een bekende scène herneemt. Aan het begin van Neerlands Hoop Interieur belt het Koninklijk Huis hem om het te hebben over de Lockheed-affaire; nu gebeurt hetzelfde en gaat het over onder anderen prinses Máxima.
Identiek is ook het slot van de afleveringen. De tweede tot en met de voorlaatste voorstelling eindigt hij met een anticlimax. Op het moment dat alle eindjes van een bewust breed uitgesponnen verhaal samen moeten komen, zegt hij dat hij nog naar een bevredigend einde zoekt. Daar blijft hij dus op de grens staan. De eerste en de laatste voorstelling daarentegen stapt hij er overheen en eindigt hij met het gedicht Wees niet bang:
wees niet bang je mag opnieuw beginnen
vastberaden doelgericht of aarzelend op de tast
houd je aan regels volg je eigen zinnen
laat die hand maar los of pak er juist een vastwees niet bang voor al te grote dromen
ga als je het zeker weet en als je aarzelt wacht
hoe ijdel zijn de dingen die je je hebt voorgenomen
het mooiste overkomt je het minste is bedachtwees niet bang voor wat ze van je vinden
wat weet je van een ander als je jezelf niet kent
verlies je oorsprong niet door je te snel te binden
het leven lijkt afwisselend maar zelfs de liefde wentwees niet bang je bent een van de velen
tegelijk is er maar een als jij
dat betekent dat je vaak zult moeten delen
en soms zal moeten zeggen laat me vrij
Tegen Coen Verbraak zegt hij (op 25 december 1999) in Vrij Nederland dat het seriekarakter dat hem voor ogen stond, niet uit de verf kwam. ‘Ik wilde dat mensen ze allemaal zagen en dat het daardoor als serie zou gaan werken. Dat is mislukt.’
Binnen die seriegedachte past ook dat hij het verhaal van een verdacht koffertje op het perron van een groot station bewaart voor de laatste aflevering. Hij gebruikte het eerder voor de voorstelling I.P.V., waarmee hij in maart 1998 Theo Maassen verving. In dat verhaal vindt een man een koffertje met cabaretteksten. Zonder vooropgezet plan komt hij ermee in het theater terecht en krijgt hij groot succes. Maar… hij verliest zijn koffer en zijn stem. Dan vindt een ander zijn koffer…
Het station is natuurlijk een metafoor voor ons tijdelijk verblijf tussen het begin en het einde van het leven, maar ook van een carrière.
Heeft Freek de Jonge met deze serie ook een grens willen trekken? Overwoog hij te stoppen? Voorafgaand aan de eerste uitzending, 1 januari 1999, zegt hij tegen Thomas van den Bergh in de VPRO Gids: ‘Ophouden is een groot woord, maar ik denk dat ik met deze tien afleveringen wel een tevreden punt achter mijn eigen dingen ga zetten. (…) ik kom niet meer op deze manier terug. Ik ga geen cabaret meer doen, tenminste geen tourneetjes. Ik kom wel terug in de theaters en ik ga wel weer voorlezen, maar ik ga niet meer echt on tour. Ik wil niet meer een jaar van tevoren vastleggen hoe mijn nieuwe programma zal gaan heten zodat dat in de programmaboekjes kan, niet meer in de abonnementen zitten. Ik wil alleen nog maar kleine, snelle dingen maken…’
Hoewel Freek de Jonge al drie keer eerder – om de vijf jaar: in 1985, 1990 en 1995 – aankondigde een punt achter zijn carrière te zetten en daarop terugkwam, houdt hij zich er nu wel lange tijd aan. Hij stopt niet, maar gaat voort op de weg die hij hierboven aankondigt: met kleine voorstellingen. De Grens is ook in dat opzicht Een Grens gebleken. Pas in het theaterseizoen 2010-2011 staat hij weer in de theaterbrochures: februari 2011 start hij met Neven.
[Tekst gaat door na de foto’s]
COULISSEN
Zijn oudejaarsconference Papa-Razzia heeft hij gespeeld t/m 30 december 1997. Inmiddels heeft Freek de Jonge besloten april 1998 nog een week op grote-zalentournee te gaan met Rapsodia: het muziekprogramma dat hij oktober 1997 eenmalig in Paradiso heeft gespeeld. Pas in het najaar van 1998 zal hij met een nieuwe theatervoorstelling optreden. Tot dat moment is zijn hoofdberoep columnist. Dagelijks schrijft hij op de voorpagina van Het Parool.
Maar als Theo Maassen zijn programma Ruwe Pit terugtrekt uit De Kleine Komedie omdat het nog niet af is, blijkt Freek de Jonge meteen bereid die serie over te nemen. Dat betekent dat hij op 27 en 28 februari (inspelen in Almelo en Hengelo) en van 3 t/m 7 maart 1998 (Amsterdam) alweer optreedt met een volledig nieuw theaterprogramma. Daarin kiest hij ook nadrukkelijk de rol van de oude meester die zijn jonge collega’s erop wijst waar het op aan komt in dit vak. Hij speelt het programma ‘in plaats van’ en hij noemt het dan ook zo: I.P.V.
Freek de Jonge ervaart opnieuw hoeveel voldoening het hem geeft om in een paar weken tijd een volledig nieuwe voorstelling te maken en die per voorstelling te zien groeien: van voorlezen van papier tot daar helemaal van loskomen. Dat brengt hem tot het besluit om, in elk geval in het jaar 1999, geen nieuwe grote show meer te maken, maar juist een aantal korte voorstellingen te gaan spelen. De voorstellingen waarmee hij van september tot december 1998 optreedt, vormen de proloog van De Grens.
Aanleiding voor de serie vormt ook het feit dat Youp van ’t Hek en de VARA-televisie al hebben uitgesproken de oudejaarsconference van de eeuwwisseling te verzorgen. Freek de Jonge moet dus een andere artistieke uitdaging zoeken om zijn publiek en zichzelf de nieuwe eeuw in te leiden. Freek de Jonge (tegen het Brabants Dagblad, 4 december 1999): ‘Youp van ’t Hek heeft al een paar jaar geroepen dat hij een oudejaarsconference ging doen. Ik had kunnen zeggen dat dat helemaal niet vaststond. Dan hadden we een soort strijd gekregen. Daar had ik helemaal geen zin in.’
De titel De Grens heeft natuurlijk alles te maken met dat millennium. 1999 is een jaartal waarop we ons erg gefixeerd hebben. Daarom bedenkt hij aanvankelijk het plan tien voorstellingen te gaan maken rond telkens één decennium, te beginnen bij 1900 tot 1910 en te eindigen met de nieuwjaarsconference over de grens heen, de jaren 1990-2000. In elke aflevering moet dan één grote naam uit die periode centraal staan: Houdini, Van Meegeren… Hoewel deze ‘voorstudie’ de aanleiding is geweest voor conferences in De Grens, laat hij dat overkoepelende idee uiteindelijk varen.
Nieuwe invallen zijn om in elke aflevering steeds een ander aspect van zijn vakmanschap over dertig jaar centraal te stellen: het komische, het clowneske, het moralistische et cetera. Met andere woorden: een serie waarin hij alle aspecten van zijn vakmanschap toont. Zo zegt hij december 1998 in een interview in de VPRO Gids: ‘Deze tien afleveringen moeten een staalkaart zijn van de manieren waarop je cabaret kan bedrijven en van wat ik de afgelopen dertig jaar heb geleerd en gedaan. Het moet een soort statement worden: dit is wat ik kan en dit is hoe ik over het vak denk.’ Maar ook dat keurslijf zal hem al snel te strak zitten.
Als in november 1998 de persberichten uitgaan, hebben alleen de eerste en de laatste aflevering van het grote project invulling gekregen. De eerste zal over zijn kinderjaren gaan en het materiaal daarvoor is gegroeid tijdens de inspeelvoorstellingen die hij van september tot en met december 1998 geeft in het land. De serie die hij vanaf 15 december in het Nieuwe De la Mar geeft, sluit hij 30 december af. De VPRO zendt de tv-registratie daarvan op 1 januari 1999 uit. En het materiaal dat hij bedacht voor I.P.V. bewaart hij voor de laatste aflevering, zodat hij weet dat het niet zo kan zijn dat de bron is opgedroogd als hij het einde van dit ambitieuze project nadert. Die tv-uitzending heeft precies een jaar later plaats: op 1 januari 2000.
De verdere invulling van de serie laat hij min of meer open met alle voordelen van dien. Ook zijn alleen de titels van de afleveringen van vóór de zomer bekend en ook die wijzigen zich nog in een enkel geval, van titel (Het Dier wordt Het Platteland) en ook van thema. Zo wil hij in het vijfde en laatste deel voor de zomer, getiteld De Oorlog, aanvankelijk de Tweede Wereldoorlog centraal stellen. Dit vanwege de traditionele herdenkingen van 4 en 5 mei. Maar door de actualiteit van de oorlog in Kosovo krijgt dit thema een heel nieuwe lading.
Overigens is dan weer het plan vijf voorstellingen vóór en drie voorstellingen ná de vakantie te maken. Uiteindelijk worden het er, zoals oorspronkelijk bedoeld, toch gewoon tien.
Bij de afleveringen 2 t/m 10 is de werkwijze zo dat hij drie weken achtereen gedurende steeds drie opeenvolgende dagen – te weten donderdag t/m zaterdag – twee voorstellingen op een avond speelt. In de derde week moet de voorstelling los zijn gekomen van papier en komen de camera’s erbij om de televisieregistratie voor te bereiden. De laatste dagen maakt de VPRO dan de opnamen die al meteen op zondag (steeds de eerste zondag van de maand) worden uitgezonden.
Die voorstellingen spelen in Felix Meritis. In 1969 opende aan de Amsterdamse Keizersgracht in het gebouw van Felix Meritis het Shaffy Theater. Neerlands Hoop was een van de eerste bespelers. Het Shaffy Theater bestaat sinds 1988 niet meer en Felix Meritis is nu een Europees Centrum voor Kunst, Cultuur en Wetenschap. Maar 1969-1999 had dus ook een symbolische betekenis als ijkpunt van dertig jaar optreden.
Met De Grens leveren behalve Freek zelf ook Hella de Jonge en Peter de Bruin een ongekende prestatie. Opnieuw bewijzen ze hoe sterk de samenwerking is in het perfectioneren van act (Freek), visualisering (Hella) en uitvoering (Hella en Peter de Bruin). Goed voorbeeld van de samenwerking is de sjoelbak waarmee je altijd scoort (uit De Feestdagen). Freek is aan het sjoelen en krijgt het idee van een ‘drempeltje’, waardoor de stenen niet via de poortjes, maar van bovenaf in de scorevakken belanden. Met Hella bedenkt hij hoe dat eruit moet gaan zien. Peter denkt mee en maakt het.
Hella en Peter krijgen tijdens deze serie ondersteuning van Tom Telman. Freek en Hella kennen ook hem van de samenwerking met de Nits. Tom Telman is bij dat gezelschap verantwoordelijk voor licht, video en website, terwijl zijn broer Paul er de geluidsman is.
Herman van Veen en Freek de Jonge treden eenmalig op in Theater Carré. Op maandag 12 april 1999 zamelen zij, onder de titel Staakt het vuren, geld in voor de kinderen die slachtoffer zijn van de oorlog in Kosovo. Kaarten kosten honderd gulden per stuk. Aan de avond wordt meegewerkt door onder anderen Marco Borsato, Remco Campert, Boudewijn de Groot, Jasperina de Jong en Mathilde Santing. Ter gelegenheid van deze actie maken zij ook een cd-single, waarvan de opbrengst ten goede komt aan hulpprojecten van War Child voor kinderen uit Kosovo. Op de cd’s staan twee liedjes: Staakt makkers staakt (tekst: Freek de Jonge; muziek: Herman van Veen/Nard Reijnders) en Wiegeliedje (tekst: Freek de Jonge; muziek: Herman van Veen). In het cd-hoesje staan de teksten afgedrukt, evenals Freeks Parool-column van 7 april. Beide liedteksten staan ook in Freeks verzamelde liedjesuitgave Leven na de dood (2004).
Hella viert in 1999 ook haar eigen Grens. Op 21 april wordt zij vijftig jaar. Ter gelegenheid daarvan maken dochter Roos en zoon Jelle het boek Hella de Jonge – Werken. De uitgave, vormgegeven door Roos in samenwerking met Charlotte Fischer, bestaat uit foto’s van Hella’s keramische werk en bronzen beelden en van haar kostuums voor Freek, afgewisseld met een interview met Hella (eerder afgedrukt in het kerstnummer van 1988 van Margriet) en persoonlijke felicitatieteksten van onder anderen Robert Jan Stips, George Visser en natuurlijk Freek de Jonge. Het boek is een privé-uitgave van De Roje Hel en niet in de handel gebracht.
Het verbaast Freek de Jonge dat de landelijke kranten zo weinig aandacht besteden aan het toch bijzondere project De Grens. Alleen Het Parool, waar De Jonge columnist is, recenseert de verschillende voorstellingen in de serie, waardoor die te onopgemerkt voorbijgaat aan het publiek.
In een interview met Coen Verbraak voor Vrij Nederland (25 december 1999) staat hij hier uitvoerig bij stil:
‘”De Grens is nauwelijks door iemand opgepikt. Zeker niet door de pers. Dat is erg teleurstellend. De cabaretrecensent van de Volkskrant heeft de hele serie geschitterd door afwezigheid. Dat vind ik echt onbegrijpelijk.” (…) De publieke belangstelling voor de optredens viel aanvankelijk eveneens tegen. “We hebben de eerste vijf keer echt moeten sleuren om dat zaaltje vol te krijgen. Pas na de vakantie begon het storm te lopen.” Misschien zijn de mensen wel De Jonge-moe, erkent de cabaretier. (…) In feite had De Jonge zijn loopbaan gewoon slimmer moeten plannen. “De Komiek was voor veel mensen zo overrompelend dat ik daar bijna niet meer overheen kon. Dat gold ook voor De Mars en De Mythe. Eigenlijk had ik die eerste zes soloshows gewoon moeten uitsmeren over de rest van mijn carrière. Dan had ik een Toon Hermans-status gehad.” Aan de andere kant heeft hij natuurlijk niks te klagen. Hij is jarenlang bewierookt en verafgood. “Hella zegt wel eens dat ik op dat gebied een Holle Bolle Gijs ben. Ik wil alles, en nog meer. Terwijl al die lof natuurlijk veel te veel voor één mensenleven is.” In zijn vak reikt zijn invloed nog altijd ver. Hij wordt door jonge cabaretiers als Hans Teeuwen en Theo Maassen nog steeds als hun grote voorbeeld genoemd. (…) “Het probleem bij Teeuwen is dat hij inhoudelijk geen basis heeft. Het is fantastisch knap wat hij doet en bij vlagen erg grappig en gewaagd. Maar wat wil hij zeggen? Waar staat-ie voor? Het is vooral l’art pour l’art. Daarom had hij waarschijnlijk moeite om een nieuwe programma te maken. Daar heb ik nooit last van gehad. In die zin zijn Teeuwen en Maassen ook slachtoffer van mij. Misschien spiegelen ze zich zo aan mij dat het op ze drukt. Ik heb ook het geluk gehad dat ik met Bram begonnen ben. We vormden elkaar, jutten elkaar op. We daagden iedereen uit: kom maar op. Dat zit er nog altijd in. Ik sta nog steeds te dansen in de ring.”
En hij heeft bijna altijd gewonnen. Op één tegenstander na: Youp van ’t Hek. Die kreeg hij niet tegen de mat. Hoofdschuddend: “Ik vraag me tot aan de dag van vandaag af wat er precies is misgegaan. Want ik ben zonder slagenwisseling volledig knock-out gegaan. De troon naast Toon was voor mij gereserveerd, maar ik heb hem aan Youp moeten afstaan. Hij is mij finaal voorbijgestreefd. Niet in artistiek opzicht – wat dat betreft heb ik niets te vrezen – maar wel in geliefdheid bij het grote publiek. Achteraf ben ik er blij om. Kijk maar hoe hij leeft onder zijn roem. Ik knok liever om een zaaltje vol te krijgen dan dat ik moet vechten tegen arrangementen van het klootjesvolk.” Geef hem maar een select publiek. En in plaats van tweehonderd keer per jaar dezelfde voorstelling liever tien keer een nieuwe. Wat de buitenwereld ook moge roepen. “Ik heb van heel veel kanten het advies gekregen: hou er eens een tijdje mee op. Over-exposure, je doet te veel. Maar ik ben niet iemand die gedreven wordt door marketingmotieven. Zodra ik iets af heb, ren ik het liefst direct naar buiten, terwijl de inkt nog nat is. Omdat ik zelf vaak nog zo intens verbaasd ben over wat ik nu weer heb gemaakt.” Dat leidde in twintig jaar tot meer dan dertig solovoorstellingen. Zijn oeuvre is in omvang misschien te vergelijken met dat van Vestdijk, denkt De Jonge. Hij maakt meer voorstellingen dan God kan zien. “Maar ja, als Hij het je eerst inblaast, hoeft-ie daarna natuurlijk niet ook nog eens naar het theater te komen.” Glimlachend: “En misschien heb ik inmiddels ook dezelfde status als Vestdijk: wel heel goed, maar nauwelijks meer gelezen”.’
De Volkskrant publiceert tussen oktober 1997 en december 1999 wekelijks een portret van een Nederlander die een prominente rol heeft gespeeld in de twintigste eeuw. De volgorde is chronologisch (op geboortejaar). Als 95ste – want hij behoort met onder anderen Johan Cruijff tot de jongsten – is Freek de Jonge aan de beurt. In haar artikel, van 11 september 1999, schrijft Aleid Truijens onder meer:
‘De Freek de Jonge die dit jaar eens in de maand een briljante aflevering produceert van zijn tv-feuilleton De Grens blijkt leuker, sneller en meer ontspannen dan ooit. Het kleed van de mysticus heeft hij afgelegd; zijn ego gedijt nu eenmaal voor het voetlicht. “God in traditionele zin, nee natuurlijk niet”, zegt hij nu. “Maar het is goed zoiets of zo iemand te koesteren.” Waarmee hij in de buurt komt van Frans Kellendonks “oprecht veinzen” van geloof en de zelfgemaakte God van Gerard Reve.
In 1978 voerde hij met Bram Vermeulen actie om het Nederlands elftal ervan te weerhouden in Videla’s Argentinië te voetballen; in 1998 probeerde hij hetzelfde bij een wedstrijd in Nigeria. Weer vergeefs, maar nu in het besef dat het om het gebaar gaat en hij daags erna weer rustig bij de “foute pakken” in de Arena zou aanschuiven. Als heel Nederland in lamme berusting de oorlog in Kosovo gadeslaat, roept hij als eerste dat er iets moet gebeuren. Maar hij toont ook begrip voor Bolkesteins standpunt over asielzoekers. “Het is maar goed,” zei hij onlangs, “dat linkse mensen als ik nooit aan de macht zijn gekomen.” Freek de Jonge (…) is weer onverstoorbaar zichzelf. Gedoemd de leukste, geboren moralist. Een formidabel talent dat zich met iedere vezel van zijn lijf geeft in iedere voorstelling. Toon Hermans stond op zijn tachtigste nog op het toneel; misschien is Freek pas op de helft.’
KRITIEKEN
‘De Grens is een unieke theateronderneming. De Jonge klaarde in één jaar tijd een klus waar de gemiddelde cabaretier een decennium voor nodig heeft. In tien totaal verschillende programma’s heeft De Jonge de grenzen in de samenleving en die in het theater verkend. Alle grote thema’s heeft hij behandeld, zoals liefde, vrijheid en oorlog. Vele theatervormen zijn uitgeprobeerd, ook al bleef De Jonge’s wonderrecept steeds de basis: het filosofische verhaal met vele zijpaden.’ (Patrick van den Hanenberg in de Volkskrant, 17 december 1999)
‘De Jonge’s tour de force om in één jaar tien complete programma’s te maken, kwam voort uit het in maart 1998 gespeelde programma I.P.V. (…), dat een gat in de programmering van De Kleine Komedie opvulde toen Theo Maassen zijn première van het programma Ruwe Pit uitstelde. Freek vulde vijf dagen met een inderhaast geïmproviseerd programma, grotendeels gebaseerd op zijn dagelijkse columns in deze krant. Binnen enkele dagen kon hij het papier al loslaten en bij de vijfde en laatste voorstelling stond er bijna een compleet programma op het toneel.
De afleveringen van De Grens kwamen min of meer op dezelfde wijze tot stand. De voorstellingen groeien op het toneel en tegen de tijd dat de VPRO langskwam voor de registratie, had De Jonge het papier bijna losgelaten. Losse eindjes bleven soms gehandhaafd en om het geïmproviseerde karakter te benadrukken, eindigde een aantal shows met de mededeling “dat er nog naar en bevredigend einde werd gezocht”.
Ondanks de enorme druk en de voortdurende tijdnood is De Grens buitengewoon goed uitgepakt. Zeker als je achteraf de voorstellingen nog eens op video terugziet, valt op hoe goed verzorgd de voorstellingen zijn en krijgen we inderdaad de indruk naar één programma in tien delen te kijken, die een mooi panorama van Nederland in de jaren negentig bieden. (…) Ondanks het soms geïmproviseerde karakter wordt er maar weinig aan het toeval overgelaten. Het voortdurend verrassende decor werd in de loop van het jaar steeds hechter een onderdeel van het programma. (…) Ondanks het voornemen om Nederland in tien hoofdstukken (…) door te nemen, sluipt de actualiteit er voortdurend doorheen.’ (Mark Moorman in Het Parool, 30 december 1999)
SPEELDATA
22 september 1998 t/m 12 december 1998 in het land; 15 t/m 30 december 1998 in het Nieuwe De la Mar, Amsterdam; 21 januari t/m 30 december 1999 in Felix Meritis, Amsterdam.
Vanaf aflevering 2 steeds drie weken drie voorstellingsdagen per week met twee voorstellingen per avond (om 20.30 en 22.15 uur), waarna twee weken geen voorstelling.
De eerste tv-uitzending heeft plaats op 1 januari 1999, de laatste op 1 januari 2000.
DECORBOUW
Peter de Bruin en Tom Telman.
AANKLEDING
Hella de Jonge.
TV-REGIE
Jop Pannekoek.
PUBLICATIES
Tekst
Verschillende conferences zijn afgedrukt in De Toeschouwer (2006), te weten: De Grens en Hoorn des overvloeds (aflevering 1), Lof eten, Ome Harry en Tante Puck en Sint-Maarten (aflevering 9) en Eindelijk ben ik op weg (aflevering 10).
De liedteksten Humphrey Suikerbosje en Zoek de Zondebok (beide aflevering 8) staan afgedrukt in Leven na de dood (2004). Dat geldt ook voor Wees niet bang (aflevering 1 en 10), dat tevens het titellied is van Wees niet bang (2007), al wordt het daar toegeschreven aan het programma De Kneep (2003).
Verschillende van de Parool-columns die ten grondslag lagen aan conferences en anekdotes staan afgedrukt in De Hoekvlag (2000).
Geluid
CDS Humphrey Suikerbosje, Zoek de Zondebok en De cel (Somewhere) (1999).
Beeld
5VHS-box met op elke videoband twee delen. Uitgegeven in cassette (2000).
3DVD-box met alle tien de afleveringen en met als extra’s opnamen van toegiften van de meeste programma’s, evenals een interview in drie delen met Matthijs van Nieuwkerk. Uitgave in cassette (2000). Die toegiften van soms wel twintig minuten (om publiek niet teleur te stellen na veertig minuten van opname voor televisie) zijn onder meer nieuwe en oudere conferences, die hij speelt of voorleest, liedjes met eigen pianobegeleiding (eerste aflevering) of (in latere opnamen) met Robert Jan Stips en soms ook Hella de Jonge, maar ook declamaties van nieuwe en oudere gedichten en liedteksten.