De Gillende Keukenmeid
Zelden is er zoveel collectief getreurd en gefeest in ons land als in het jaar 2000. Steeds meer lijkt het menselijk bestaan tot een klucht te verworden waarin de ernst op de lachspieren werkt en het amusement tot diepe droefheid stemt. Na een voor zijn doen lange rustperiode keert Freek de Jonge in de theaters terug om de oudejaarsconference, getiteld De Gillende Keukenmeid, op te voeren. Over de inhoud valt weinig meer te zeggen dan strafschop, vuurwerk, huldiging en bovenal consensus! Op zijn eigen wijze, zonder het experiment te schuwen, zal Freek gedurende vijf kwartier de worsteling tonen van een man die probeert harmonie te vinden in zijn leven, dat uit uitersten bestaat.
Freek de Jonge heeft tussen augustus 1998 en december 1999 elf theatervoorstellingen gemaakt. In februari en maart 2000 treedt hij op met het programma waarmee hij het Boekenbal zal openen en eind februari speelt hij ook nog een gastrol in een opera. Als je dan pas weer een half jaar later, op 1 november 2000, het land in gaat met een nieuw programma, kun je in het hierboven geciteerde persbericht terecht spreken van ‘een voor zijn doen lange rustperiode’.
2000 is, zoals datzelfde persbericht meldt, een jaar van hoogtepunten en dieptepunten. Hoogtepunt is onder meer het resultaat tijdens de Olympische Zomerspelen in Sydney, waar Nederland 25 medailles wint, waaronder 12 gouden. Die gaan naar onder anderen zwemster Inge de Bruijn (3x), wielrenster Leontien van Moorsel (3x) en zwemmer Pieter van den Hoogenband (2x). Een andere reden om te feesten is het EK voetbal, dat België en Nederland samen organiseren. Nederland haalt de halve finale, waarin het tegen Italië twee strafschoppen mist. Het blijft 0-0, ook in de verlenging. Nederland verliest uiteindelijk, omdat het ook in de noodzakelijke strafschoppenserie volledig faalt en maar liefst drie keer mist.
Het missen van de strafschop is een van de symbolen waarmee Freek de Jonge het thema van de voorstelling duidt. Wie iets doet, maakt zich schuldig; wie niets doet, moet zich schamen. In dit sportgeval: wie de strafschop neemt, loopt het risico te falen en Nederland te laten stranden. Maar wie achteraf schampert, moet zich schamen. Of met andere terugkerende symboliek: ‘Hardrock is schuld; de blues is schaamte, vormgegeven verdriet, de tranen in een lied…’
In zijn oudejaarsconference van 1984, De Verademing, riep hij op een daad te stellen tegen de kernwapenwedloop tussen de VS en Rusland en vóór de vrede: ‘Wij steken vanavond ons vuurwerk niet af (…) Ervaar de stilte.’
Een van de tragedies van 2000 is de vuurwerkramp in Enschede. Op 13 mei vat een opslagruimte van een vuurwerkbedrijf vlam. Er vallen 22 doden, 950 gewonden en 200 huizen worden vernield. Nu vraagt hij, al vrij vroeg in de voorstelling, opnieuw om stilte: ‘Het wordt straks twaalf uur. Steken we wel of geen vuurwerk af, dat is de grote Shakespeariaanse vraag. Zijn er nog mensen die gevoel in hun donder hebben? Die denken: nee, uit respect voor de slachtoffers van die ramp geen vuurwerk. Of kan het ons allemaal geen fuck verdommen en jagen we de hens in alles waar een lont aan zit? Zoals wij hier bij elkaar zitten, wij kunnen dat respect toch wel opbrengen? Wij zijn toch de elite van het land…’
Ook hier geldt dus, zoals hij aan het slot van zijn voorstelling stelt: ‘Wie iets doet, maakt zich schuldig. Wie niets doet, moet zich schamen. Wat kan ik anders doen dan schreeuwen? Schreeuwen om stilte.’
In zijn eerste idee voor de voorstelling staat De Gillende Keukenmeid niet alleen voor het vuurwerk met die naam, maar voor een kantinejuffrouw die hij wil gaan spelen. Die beheert in Enschede het overblijflokaal voor het personeel van twee aangrenzende bedrijfspanden: de vuurwerkfabriek, waar geld verdienen voorop staat, en de kazerne van de vrijwillige brandweer, waar hulpverlening het hoogst in het vaandel staat. Maar na tien keer groots uitpakken met De Grens en daarna ook nog een keer met zijn Boekenbalprogramma in Carré onder de titel De Conferencier, Het Boekenweekgeschenk en De Leugen, kiest hij uiteindelijk toch voor een sober, leeg toneel, zodat mensen zich niet vergapen aan visuele hoogstandjes. Bovendien is Nederland vol lof over de stand-up comedians die de jonge honden zijn van het Nederlandse cabaret. De cabaretier stoort zich aan de oppervlakkigheid van het genre en de beoefenaars en liefhebbers ervan. Hij heeft sterk de behoefte te laten zien wat volgens hem de kracht van het woord is.
Freek de Jonge begint zijn voorstelling met grappen over zaken die dat jaar speelden, zoals in ons land het onderzoek naar het declaratiegedrag van de Rotterdamse burgemeester Bram Peper, de gekkekoeienziekte (BSE) en de kritiek op Foster Parents Plan en daarbuiten onder meer het met naam en toenaam noemen van pedofielen in Engelse kranten, de Amerikaanse presidentsverkiezingen en het voortdurende conflict tussen Israël en de Palestijnen. Via de vraag aan zijn publiek waarom het een opmerkelijke jaarwisseling is, komt hij terecht bij de vuurwerkramp, plaatst zijn opmerking over de mogelijkheid van ervoor kiezen geen vuurwerk af te steken en begint een kostelijk verhaal over de feestartikelen van de heer Slinger, zijn vuurwerkvertegenwoordiger, de heer Lont en het vuurwerkbeleid vroeger in huize De Jonge. Verschillende van deze anekdotes of de aanzetten ertoe kennen Parool-lezers al van zijn dagelijkse column op de voorpagina, zoals deze van 30 augustus:
Het zogenaamde sterretje is het onschuldigste stukje vuurwerk dat er bestaat. Een pyromaan in Pernis kan er nog geen kwaad mee. Het is een soort lont op ijzerdraad. De vonken die eraf spatten vallen onder de paradox koud vuur.
Een keer per jaar kwam er voor de Kerstdagen, bij wijze van tegemoetkoming aan de vuurwerkwaanzin die er over de mensheid kwam rond die dagen, in huize De Jonge een pakje sterretjes. De op de werken van dr. Spock gebaseerde redenatie van mijn ouders was de volgende: als er helemaal geen vuurwerk in ons gezin kwam zouden de jongens, mijn broer en ik, in hun natuurlijke behoefte aan gevaar misschien zelf gaan pionieren of, erger nog, het spul stelen! Een pakje sterretjes bevatte tien staafjes, waarvan het genoegen diende uitgesmeerd over twee Kerstdagen en een jaarwisseling.
Vader ging over de sterretjes, die op de geheimste plek in huis lagen: de bovenste plank van de linnenkast, achter de damesfoundation, op ‘Bob en Daphne’. Vader hield, om ongelukken te voorkomen, het vuurspuwende sterretje vast. Om verantwoordelijkheid te leren, mocht zijn oudste zoon, mijn broer, op Tweede Kerstdag na de bijbellezing een sterretje vasthouden. Tijdens dat ritueel liep de spanning zo hoog op dat van genieten geen sprake meer kon zijn.
Volgens de wetten van de psychologie zou ik door die anti-vuurwerkhouding van mijn vader rijp zijn om op oudejaarsavond een atoombom af te steken. Vuurwerk doet mij echter niets. Zelfs sterretjes zijn in ons gezin nooit ontstoken. En de kinderen talen er niet naar. Om toch niet helemaal nergens aan te doen, roep ik op oudejaarsavond om twaalf uur zo hard mogelijk ‘pang!’, terwijl mijn vrouw met de schemerlamp knippert.
In zijn theaterverhaal krijgen de domineeskinderen een papieren zakje, dat ze mogen opblazen en stukslaan, terwijl moeder met de lampen knippert. Ook de cabaretier werpt papieren zakjes de zaal in (en ze zitten die week ook in de VPRO Gids en later ook bij de eerste dvd-uitgave van De Gillende Keukenmeid), waarna het publiek al begint te blazen en stuk te slaan en de proppen papier hem om de oren vliegen. ‘Wie iets doet, maakt zich schuldig…’
Behalve het opnieuw in grappen, anekdotes en tirades aan de orde stellen van allerlei gebeurtenissen en personen – Klimaatconferentie met Jan Pronk, VN-topfunctie voor Ruud Lubbers, de Olympische Spelen, het EK voetbal, de gezondheidszorg, het koningshuis – is er één afgerond verhaal: dat van de toneelspeler Shota (genoemd naar Ajax-speler Shota Arveladze). Tijdens diens voorstellingen is het volstrekt stil. Hij is een keer bedreigd en uit protest heeft hij sindsdien zijn mond gehouden. Zijn publiek zwijgt ook, waardoor een ieder zijn optredens beleeft als de hoogste vorm van concentratie. Hij verlaat zijn theater nooit. Totdat hij één keer zwicht voor de verleiding van de roem en zich als een held laat onthalen in een andere stad. Daar verloochent hij zichzelf door zich te buiten te gaan aan drank en eten en vrouwen. Als hij wil gaan optreden, is het rumoerig in de zaal. Nu zal hij de concentratie moeten afdwingen. Daarmee is de stilte een kunstje geworden in plaats van een keuze. Hij pleegt zelfmoord, omdat hij zich dood schaamt. Dan stelt Freek de Jonge:
Wij kennen dat niet: de schaamte. Want de schaamte, die is van jezelf. De schaamte is onoverdraagbaar, die raak je niet kwijt. Wij hebben schuld: daar kun je mee schuiven, die kan je aan een ander geven. (…) Wij hebben hier de herrie van het afschuiven van de schuld. De hardrock van: niet ik, maar hij! De heavy metal van: nee nee hij! Daar staat tegenover: de stilte voor de storm van de schaamte. Schuld is hardrock; schaamte is de blues.
Hij geeft overtuigende voorbeelden. Zoals uit de gezondheidszorg: ‘Als je zo graag wilt lachen om gehandicapten, waarom ga je dan niet voor ze zorgen?’ En hij fulmineert tegen de roddelpers, die ‘gluiperige lectuur’, en tegen mannen als Willibrord Frequin: ‘De man die van ijdelheid een eufemisme heeft weten te maken, die op de bodem van de pan van onsmakelijkheid staat te krabben. (…) Er moet een wet komen: dat als er illegalen het land uit moeten nadat ze helemaal zijn uitgeprocedeerd, we die kunnen ruilen tegen een Nederlander van wie we zeggen: opgehoepeld met die vent.’ En hij haalt uit naar het koningshuis, zoals Koningin Haarlak die zonder verantwoording af te leggen de foute vader van de vriendin van haar zoon ontvangt: ‘Zij zit daar niet bij de gratie Gods, maar bij gratie van ons. Dat moet ze beseffen als ze mensen aan tafel uitnodigt die helemaal niet deugen.’ Of naar de kroonprins zelf: ‘Wat is dat nou voor moeite voor onze kroonprins om met dat vriendinnetje van hem naar Buenos Aires naar het Plaza de Mayo te gaan, waar nog elke donderdagmiddag de Dwaze Moeders met God weet wat voor illusies voor hun verdwenen kinderen rondjes lopen op het plein, tegenover deze dappere vrouwen te gaan staan en te zeggen: “Wij schamen ons dood.” Kijk, dan krijgen we straks een koning, nu krijgen we een watje.’
… de worsteling tonen van een man die probeert harmonie te vinden in zijn leven dat uit uitersten bestaat, meldde het persbericht. Eén schreeuw is nog niet genoemd, terwijl die de belangrijkste is van de voorstelling. Oktober 2000 stopt Freek de Jonge als columnist bij Het Parool. In februari en maart, tijdens het maken en spelen van zijn Boekenbalshow De Conferencier, Het Boekenweekgeschenk en De Leugen, stonden hem de bedreigingen weer helder voor ogen die hij in 1987 ontving. Een half jaar later, op 18 oktober, schrijft hij in Het Parool deze column:
Na de intocht van Sinterklaas, de Gay Parade en het Bloemencorso weer eens een heel andere stoet in het centrum van Amsterdam. Hell’s Angels escorteerden een vermoedelijk bij een afrekening omgekomen goede bekende van de Amsterdamse politie die naar zijn laatste rustplaats werd gebracht. De knetterende motoren overstemden welhaast het klokgelui van de Oude Wester en de tientallen rouwkransen die op de open laadbak van enkele bestelwagens achter de Korthals XIV aanreden, dansten aan hun haakjes over de hobbelende grachten.
De Hell’s Angels hadden zelf de ordehandhaving op zich genomen. Bij gebrek aan een eigen woordvoerder hadden ze Klaas Wilting geleend. Opgelucht bekende de populaire Amsterdamse politieambtenaar prettig samengewerkt te hebben met deze ruwe bolsters. De politie zelf hield zich nadrukkelijk op de achtergrond. Wel had men alle bewakingscamera’s uit de openbare gebouwen van Amsterdam gesloopt en inderhaast langs de route geplaatst om de komende dagen nog eens op zijn gemak te kunnen bekijken hoe die Hell’s Angels dat nou flikten. En passant gaat men natuurlijk ook kijken wie er allemaal bij de begrafenis aanwezig waren en in welke relatie ze tot de overledene stonden. Niet dan men verder iets aan de beelden heeft, want opnames gemaakt tijdens begrafenissen zijn juridisch genomen volstrekt waardeloos, leert een telefoontje met de heer Moskowicz jr..
In Den Haag demonstreerden huisartsen volgens het vertrouwde recept. Er werd wat gelachen, een beetje gezongen en een petitie overhandigd. Ze willen 1,3 miljard. Mevrouw Borst heeft al gezegd geen cent te betalen. De huisartsen moeten de volgende keer de Hell’s Angels vragen om hun wandeling naar het Binnenhof te begeleiden. Scheelt een slok op een borrel.
Direct ontvangt hij weer bedreigingen. Dit nooit weer. Hij stopt onmiddellijk met zijn column. Hij heeft zich uitgesproken. Hij realiseert zich dat zoiets je duur kan komen te staan. En hij beseft dat opnieuw als op 19 december Frits Barend en Henk van Dorp live voor de camera – Van Dorp met blauw oog – hun excuus aanbieden voor hun opmerkingen over de Hell’s Angels in eerdere uitzendingen. Barend en Van Dorp deden geen aangifte van de klappen en alle dreigementen, maar justitie besluit de zaak op eigen initiatief toch voor de rechter te brengen. Diezelfde Hell’s Angels bedreigen ook Freek de Jonge en later zal blijken dat ze zelfs overwogen hebben naar een voorstelling te komen en hem daar te grazen te nemen. Net zoals ze dat dus met Barend en Van Dorp deden.
Wat kun je nog zeggen? Maar mag je je de mond laten snoeren? Het wordt het thema van deze oudejaarsconference. Speelt hij uiteindelijk zelf tenminste toch De Gillende Keukenmeid:
Waarvoor moet ik me schamen?
Wie iets doet, maakt zich schuldig
wie niets doet, moet zich schamen
wat kan ik anders doen dan schreeuwen
om stilte.
COULISSEN
Tijdens het EK voetbal verschijnt er ook een boekje van zijn hand. Freek de Jonge treedt op voor de gasten van Nationale Nederlanden bij Euro 2000 en deze sponsor heeft voor elke genodigde een exemplaar van De bal is vierkant. Het oranje boekje bestaat uit zestien liedjes over voetbal, waarvan enkele op een bestaande melodie (zoals van Louis Davids’ De voetbalmatch). Jan Mulder schrijft het voorwoord:
Mijn eerste Freek-ervaring kwam tijdens een wedstrijd van Herman van Veen-producties. (…) Schitterend voetbalweer. Mevrouw De Jonge verschoonde langs de kant van het veld zoontje Jelle toen de dieptepass van Ben Cramers voet vertrok, toevallig in de richting van de familie-idylle. Freek lag op volle snelheid, zag dat de bal uit ging, maakte een sliding om ’m in te houden, nam vrouw en kind en kinderzitje mee, de poep spatte door de lucht, de bal lag stil in het veld, Freek kwam briesend omhoog, zette strak voor, zag de kopbal in het net vliegen en interesseerde zich pas na langdurig juichen, waarbij hij de doelpuntenmaker honderden meters achtervolgde, voor de schade aan het gezin.
Aan het begin van zijn theatertour, op 4 en 5 november 2000, werkt Freek de Jonge mee aan de viering van het honderdjarig jubileum van de Muiderbergse Muziekvereniging G.A. Heinze. Van de jubileumconcerten verschijnt ook een cd, getiteld De Eeuw. Daarop nummers van deze harmonie en van de harmonie met Freek de Jonge. Op de cd zijn onder meer Dankzij de Dijken en (een Muiderbergse versie van) Leven na de dood te horen. Maar ook zijn Muiderbergs Dorpslied:
Muiderberg, mijn mooie woonplaats
aan de rand van het IJsselmeer
Waar ik ook ben op deze wereld
’k roem uw naam er keer op keer
Als de lente zich gaat tooien
met haar mooie jonge groen
oh wat is ’t dan heerlijk toeven
in Echobos Kocherplantsoen(…)
En als de winter is gekomen
ga ik winkelen waar ik woon
’k Haal bij de ene bakker bruinbrood
bij de ander een saxofoon
Het is een lust bij Frank en Karin
uren in de rij te staan
Kip koop ik bij Fred of Geerlings
en mijn gereedschap bij De HaanIn Muiderberg daar wil ik leven
en na mijn dood de grond in gaan
Sinds augustus 1997 is Freek de Jonge, als opvolger van Journaille (Jan Vrijman), columnist op de voorpagina van Het Parool. Een aantal van die columns van het eerste half jaar maakt deel uit van deze oudejaarsvoorstelling. Hoewel hij de krant heeft aangegeven zeker tot 1 januari 2001 door te gaan, zal hij er op 31 oktober 2000 dus voortijdig mee stoppen. Als hij op 18 oktober, naar aanleiding van de begrafenis van topcrimineel Sam Klepper, een column wijdt aan de georganiseerde misdaad, ontvangt hij direct bedreigingen. En dus meldt hij in een van zijn laatste columns: ‘Wat stampvoeten links onderop de voorpagina wordt glimlachend gedoogd, maar wil je het grote onrecht aan de kaak stellen, schieten ze je kop eraf. Zo zit de wereld in elkaar en ik wil nog niet dood.’ Hij besluit zijn aandacht volledig te richten op zijn oudejaarsconference en het thema daarin terug te laten komen.
‘In de column suggereert hij dat hij werd bedreigd. (…) Niettemin schrijft hij even verderop dat er niets achter zijn vertrek zit. De Jonge was niet bereikbaar voor commentaar.
Adjunct-hoofdredacteur E. van Gruijthuijsen van Het Parool: “Wij hebben vanochtend staan staren op die column. Er zijn mensen die erin lezen dat hij bedreigd is door de Klepper-bende. Maar ik weet het niet. Ik heb hem niet meer gesproken. Hij meldde ons alleen dat hij te druk is met de oudejaarsconference en dat hij er daarom eerder mee wil ophouden”.’
(Het Parool, 24 oktober 2000)
‘Cabaretier Freek de Jonge is bang tijdens zijn oudejaarsconference grappen te maken over bepaalde groepen uit de maatschappij uit angst voor geweld. “De straat begint te regeren en daar moet je kennelijk heel voorzichtig mee zijn. Ik hoop niet dat ik me inhoud, maar ik pas van tevoren wel degelijk een soort zelfcensuur toe.” De Jonge doelt hiermee (…) op de bedreigingen die door Hell’s Angels werden geuit tegenover het RTL 4-presentatorsduo Barend & Van Dorp. (…) De cabaretier vindt het een slechte ontwikkeling dat hij de politiek en het Koninklijk Huis zonder problemen aan de kaak kan stellen, maar dat hij bij bepaalde groepen uit de samenleving eerst moet nadenken. “Tot nu was er geen moed voor nodig om over wie dan ook grappen te maken, omdat er geen repercussies waren. Dat recht wordt je nu met geweld betwist. De vraag is, hoever moet je gaan. Ik weet niet of ik mijn vingers wil branden”.’ (Trouw, 27 december 2000)
‘In de aanloop naar de grote strafzaak tegen de Hell’s Angels zijn Frits Barend en Henk van Dorp eerder deze week verhoord over de inval die de Hell’s Angels in 2000 in hun studio deden, waarbij vooral Van Dorp klappen kreeg. Het is een stokoude zaak inmiddels, maar toch wel eentje die de Hell’s Angels behoorlijk dwarszit: de inval die een ploegje Amsterdamse Hell’s Angels op 19 december deed in de studio waar Frits Barend en Henk van Dorp zich voorbereidden op de uitzending van hun praatprogramma. Zij hadden de club in de ogen van de Hell’s Angels beledigd na de moord op aspirant-lid Sam Klepper, die de Angels met veel vertoon ten grave hadden gedragen. De kwestie is door justitie na al die jaren alsnog in het dossier van strafzaak Acroniem gestopt, de zaak tegen de Nederlandse Hell’s Angels als criminele organisatie. De mishandeling van met name Henk van Dorp mag dan niet de zwaarste zaak zijn in het dossier, het is voor de Hell’s Angels wel een vervelende, omdat half Nederland zich nog de beelden herinnert van Van Dorp met een blauw oog achter de interviewtafel. Daar boden hij en Frits Barend live excuses aan voor hun bejegening van de Hell’s Angels in eerdere uitzendingen. Barend en Van Dorp deden geen aangifte van de klappen en alle dreigementen, maar justitie besloot de zaak op eigen initiatief toch voor de rechter te brengen.
Dinsdag werd het tweetal in de Amsterdamse rechtbank verhoord bij de rechtercommissaris; Frits Barend ’s morgens om half tien, Henk van Dorp ’s middags om half twee. In het rechtszaaltje onder de rechtbank zagen ze zich gesteld tegenover zo’n twintig advocaten. Bram Moszkowicz, die het duo namens gewezen “vice-president” Harrie Stoeltie van de Amsterdamse Hell’s Angels had opgeroepen, wilde van hen weten of ze wellicht zijn cliënt herkenden als betrokkenen bij de inval. Stoeltie zegt die avond niet mee naar de studio te zijn geweest. Nee, Barend noch Van Dorp herkende hem. Van Dorp vertelde nog eens hoe hij die avond door in elk geval twee “grote” Angels uit de schminkstoel was geslagen met een paar harde klappen: een stomp onder zijn oog en een klap tegen zijn oor.
Behalve hun globale herinneringen aan die bewuste avond, konden de presentatoren de rechter-commissaris niet veel specifieke details vertellen. Ze wisten niet precies wie hen belaagden en het was ook alweer zesenhalf jaar geleden. Ze konden wel bevestigen dat de Hell’s Angels na het incident via een tussenpersoon nog een poging hadden gedaan een verzoeningsgesprek te arrangeren in het Amstel Hotel, maar daarvan is het nooit gekomen. Blijft over de geluidsband uit de camera die al draaide toen de groep Hell’s Angels de studio bestormde. Daarop zijn flarden te horen van de dreigementen, die vrij weinig aan duidelijkheid te wensen overlieten, plus de eis dat Barend en Van Dorp in de uitzending hun excuses zouden aanbieden. Een paar quotes: “We zijn een motorclub en we doen gotver…” “Nee, ik hou niet op, anders trap ik je helemaal in elkaar.” (…) “Hou nou even je mond en voor de camera ga je zeggen dat dit niet de bedoeling was ja!” “Dat gezeik, die vragen en die criminele organisatie, dat hele gezeik.” (…) “Dat weet je donders goed, dat gezeik moet nou een keer over zijn.” “Waar je woont, dat weten we”.’ (NRC-Handelsblad, 9 november 2006)
‘Dinsdagavond stapten Hell’s Angels de studio van Barend & Van Dorp binnen om excuses te eisen over “foutieve berichtgeving”. De presentatoren hadden kennelijk geen zin in een leven met politie-escorte en gingen, zichtbaar aangeslagen, op de eis in. “Zij willen benadrukken dat de Hell’s Angels uitsluitend een motorclub is”, zei Van Dorp. “Zij zijn het zat dat er – ook in dit programma – allerlei verdachtmakingen over hen worden geuit.” Onschuldig motorclubje? Blijkt toch mooi van niet. Barend en Van Dorp ferme journalisten met duidelijke standpunten over zaken die niet deugen? Dinsdagavond niet. Misschien kwamen ze er gisteravond – toen dit stukje al naar de krant was – op terug. Ik begreep hun angst, maar ik zou niet op de eis zijn ingegaan. Niet omdat ik zo’n held ben. Maar omdat intimidatie niet moet worden beloond. Hadden de Hell’s Angels de RTL-studio maar verbouwd. Dan had iedereen kunnen zien waartoe eigenrichting leidt.
Eerder dit jaar eisten ze excuses van Jack Spijkerman omdat een mopje hun niet beviel. Bij wie gaan ze binnenkort eens langs? Bij Witteman? Knevel? Bij Freek die in zijn oudejaarsconference een grap over het motorclubje durft te maken?’ (Cornald Maas in de Volkskrant, 21 december 2000)
‘Vorige week dinsdag viel ik van mijn stoel. Het was nog vroeg en des te harder was de val. Op de voorpagina van De Telegraaf stond een grote foto van Freek de Jonge. Het bijbehorende bericht meldde dat Freek (…) een speciale voorstelling heeft gegeven voor VIP-gasten van het Stan Huygens-Journaal. Na afloop had hij zich gesierd met een grote button met daarop een foto van Máxima en Alexander en de tekst Ik ben een fan van Oranje. Verderop in de krant deed Stan Huygens verslag van het optreden. Freek was briljant geweest, begreep ik daaruit en dat verbaasde me dan weer niet. Wat zou Freek anders moeten zijn? (…) Wat gaat er door Freek heen als hij zo’n domme button opspeldt en de fotografen snellen toe? Je vraagt het je af, maar veel kan het niet zijn. (…)
Ik ben er nooit achter gekomen waarom hij ineens opstapte als columnist van Het Parool. Het gerucht ging dat hij naar aanleiding van een column over Sam Klepper en het klokkenluiden van de Westertoren bedreigd was door Hell’s Angels. Zelf suggereerde hij dat ook, in een van zijn laatste columns, maar ernaar gevraagd ontkende hij het in alle toonaarden, wat logisch is. Toch denk ik dat het zo is en ik vind het niet erg. Ook Freek de Jonge mag voor zijn gezondheid vrezen.
Na zijn vertrek bij de krant werd het even stil rond Freek, maar toen de kwestie-Zorreguieta zich aandiende, begon hij zich weer te roeren. Op het hoogtepunt van de discussies kon je de televisie niet aanzetten of De Jonge verscheen wel ergens in beeld. (…) Zijn woede en opwinding maakten een oprechte indruk, al viel het wel op dat hij zo graag aan het woord was. Maar goed, voor Freek bestaat de wereld nu eenmaal niet als Freek zijn zegje niet kan doen.’ (Martin Bril in Vrij Nederland, 21 april 2001)
‘Freek de Jonge is (…) de man die een hele generatie aan het denken heeft gezet en kon laten lachen. Hij is en blijft de komiek die de waarheid kan spreken. Dat hij nu van Oranje houdt en volgende week weer niet, kunnen we hem makkelijk vergeven. (…)
Een paar dagen na de zwarte dinsdag maakte de NOS bekend dat Freek de Jonge vanaf 5 mei een wekelijkse column in het radioprogramma Met het oog op morgen zal hebben. Iedere zaterdagavond van vijf voor twaalf tot twaalf uur zal Freek het volk toespreken. Vijf voor Freek heet het hoekje heel toepasselijk. Freek mag preken, zingen, dichten en fulmineren. Ach God.
Vijf minuten op zaterdagavond. Is het niet heel treurig? Is er nou werkelijk geen krant die Freek op zaterdag met Youps column in NRC-Handelsblad wil laten concurreren? Zelfs De Telegraaf niet? De grootste komiek van het land moet zich behelpen met vijf armzalige radiominuten. Is het zijn eigen schuld of is zijn licht zo verblindend geworden dat wij hem niet meer zien staan? Ik weet het niet, ik hou mijn hart vast. Een held glijdt af, help!’ (Martin Bril in Vrij Nederland, 21 april 2001)
Tijdens de inspeelperiode van De Gillende Keukenmeid wordt half december, slechts twee weken voor de tv-opname, zijn laptop gestolen. Van zijn aantekeningen en aanwijzingen voor dit programma heeft hij geen kopie. Er is geen andere keus dan door te spelen en met z’n allen goed op te letten of er niets ‘kwijt’ is.
Freek de Jonge: ‘Dit is de meest klassieke conference die ik ooit heb gedaan. Recht toe, recht aan. Ik had in mijn laatste shows wat aankleding betreft nogal uitgepakt, dus ik wilde weer iets sobers. Bovendien wilde ik aan de nieuwe generatie stand-up comedians laten zien hoe het moet. En dat het niets nieuws is wat zij doen. Dat het gewoon de oervorm van cabaret is. Wim Kan deed het al. (…)
De alleenheerser, zoals Kan dat was, ben ik (…) niet; het koninkrijk van Kan is uiteengevallen in allemaal kleine rijkjes: je hebt Youp van ’t Hek, Seth Gaaikema, Lebbis & Jansen. We hebben allemaal ons eigen gebied. Kan trok rustig acht miljoen kijkers, dat bestaat nu niet meer. Nu ik in het Nieuwe De la Mar in Amsterdam speel, voel ik de geest van Wim Kan door het theater waren. En ik merk dat het publiek dat ook voelt. De manier waarop ze om bepaalde grappen lachen, om een bepaalde intonatie van mij die aan Kan doet denken.’
(Interview Wilfred Takken voor NRC-Handelsblad, 29 december 2000)
Freek de Jonge: ‘Ik schrijf niets op, hoogstens wat trefwoorden. Ik ga er niet apart voor zitten, ik begin gewoon met try-outen en bedenk van tevoren ongeveer waarover ik het wil hebben. Hoe dat precies ontstaat, weet ik niet precies. Het moet eruitzien alsof je het ter plekke bedenkt. Dat is de kunst.
Ik heb veel routine, dus het komt nooit voor dat ik echt niets meer weet. Vroeger wel. Met Neerlands Hoop gingen we ooit try-outen in Beverwijk. De liedjes hadden we gerepeteerd, maar ik had nog geen idee wat ik tussendoor zou zeggen. Eenmaal op het podium dacht ik: als de dood nu opkomt en zegt “Ga je mee?”, dan zou ik zeggen: “Graag!” Ik zag hetzelfde later bij Paul de Leeuw gebeuren. Diezelfde keiharde grappen, het schofferen van gasten en van het publiek; dat komt allemaal voort uit pure doodsangst. Als je die eenmaal kwijt bent, word je vanzelf milder. (…)
Door die doodsangst kon ik op het podium ook een goddelijke ingeving krijgen, de “orewoet” zoals Hadewych dat noemt, waardoor ik de meest waanzinnige wendingen kon nemen. Die wonderen blokkeer ik nu. Maar het werkt wel prettiger zonder angst. Ik kan het vak beter relativeren. Vroeger dacht ik dat er niets anders bestond op de wereld.’ (Interview Wilfred Takken voor NRC-Handelsblad, 29 december 2000)
Freek de Jonge: ‘Het publiek is mijn regisseur. Het publiek bepaalt deels de show. Zij geven aan wanneer de spanning eruit is, wanneer het te flauw of te moralistisch is. Ik laat niet het zaallicht aan, zoals veel stand-uppers doen, maar ik hoor alles. Het publiek is een groot lichaam. Ik voel het als dat lichaam het hoofd laat zakken en de concentratie verslapt, of een arm optilt om zich uit te rekken.
Ik heb inderdaad een heftige relatie met het publiek en net als in een huwelijk is dat niet alleen maar liefhebben, maar ook haat, teleurstelling, minachting. Dat laatste ontstaat vooral als mijn liefde niet beantwoord wordt, als het publiek mijn toewijding niet opmerkt. Daar ben ik erg gevoelig voor. Ik heb veel gegeven, ik geef me iedere avond bloot. Als ze dan niet kijken, word ik kwaad. Het is als een stripteaseuse die een act opvoert, en ze hoort een man in de zaal fluisteren: “Ze heeft een wratje op haar schouder.” Op dat moment schaamt ze zich, voelt ze haar naaktheid. Zo ervaar ik dat ook. (…)
Ik dacht dat de relatie met mijn publiek gebaseerd was op dezelfde normen en waarden. Als dat niet meer zo blijkt te zijn, is dat even slikken. (…)
De zalen hebben bij mij altijd vol gezeten, al moest ik op een gegeven moment meer moeite doen om het uitverkocht te krijgen. Maar inderdaad, er was een kentering in de aandacht voor mij. Dat is ook mijn eigen schuld, ik heb te veel programma’s gemaakt. Ik had genoeg van die grote shows, die een heel seizoen meegingen. De laatste jaren maak ik alleen nog maar snelle shows zonder poeha en pretentie, die ik maar twee maanden speel. Vorig jaar heb ik maar liefst tien verschillende shows gemaakt. (…) Voor mij werkt dat het lekkerste, maar commercieel gezien is het natuurlijk stom, ik overvoer mijn eigen markt, ik verg te veel van het publiek. Ik merk vaak dat de publiciteit zich tegen mij keert. Ik stond de afgelopen jaren al iedere dag met een column in Het Parool. De lezers krijgen dan het gevoel: daar heb je hem weer. Wat moet hij nu weer van me?’ (Interview Wilfred Takken voor NRC-Handelsblad, 29 december 2000)
Freek de Jonge: ‘Ik heb de naam ingewikkeld te zijn, dat je moet nadenken. Dat is ook wel zo, maar dat hoeft geen belemmering te zijn. Bij mij word je voor honderd procent opgeëist, je wordt meegesleept, door de concentratie kom je in een soort roes terecht. Maar ik merk dat het vermogen om aandachtig te luisteren bij het cabaretpubliek de laatste decennia is afgenomen. De toeschouwers willen iets makkelijk verteerbaars. Ze willen tussendoor even bijpraten met hun buurman, net als voor de televisie. Mijn shows zijn hoe dan ook paarlen voor de zwijnen. Met Neerlands Hoop hebben we in de jaren zeventig het cabaretpubliek wakker geschud en nu is iedereen weer in slaap gesust. De kijkers worden op hun wenken bediend door gemakzuchtige cabaretiers die vertellen wat ze graag willen horen, die ze met een paar simpele demagogische trucjes inpalmen. Nergens ter wereld heb je zo’n grote diversiteit in humor als in Nederland. Wij hebben literair cabaret, camp, sick jokes, noem maar op. Cabaret is de enige eigen culturele traditie die we hebben. Maar het peil vind ik abominabel. Iedere kneus die roept dat hij cabaretier is, zit meteen in een abonnementje. De zalen zitten toch wel vol.’ (Interview Wilfred Takken voor NRC-Handelsblad, 29 december 2000)
In 1980, tijdens de voorbereiding van De Tragiek, maakte Freek de Jonge kennis met Jopie Huisman. Als die in september 2000 sterft, schrijft de cabaretier-columnist op de voorpagina van Het Parool:
Jopie is dood
De eerste keer dat we elkaar zagen, ongeveer twintig jaar geleden, was er meteen sprake van een ontmoeting. Ontmoeting in de zin van: verplichtingen bij elkaar wegnemen. Ik had iets gelezen in de krant over een Friese voddenboer die heel secuur een vele malen verstelde gebreide onderbroek nauwkeurig had nagetekend.
Hij kwam oorspronkelijk uit Workum waar ik vijf jaar van mijn jongste jeugd had gewoond. Nu zat hij in Herbaijum. We stapten het erf van een Friese boerderij op. Er lag een grote ongeordende partij verroest ijzer. Zijn handel. Ik riep de stal in: ‘Woont Jopie Huisman hier?’ En vanuit het duister hoorde ik mompelen: ‘Oh ben jij het!’ Daar klonk de warme zekerheid in door dat wij elkaar hoe dan ook, waar dan ook, ooit zouden ontmoeten.
Twee weken na die kennismaking werd hij thuis overvallen, bedreigd met een pistool en een paar van zijn doeken werden flink beschadigd. Toen heb ik hem leren kennen als een hele kwetsbare, maar tegelijkertijd onaantastbare persoon. Ervan overtuigd dat geen dief ter wereld het wezenlijke van een mens kan ontvreemden. Daar is hij zijn hele leven mee bezig geweest als hij zijn verhalen vertelde, als hij schilderde en tekende, als hij in het water zat te peuren: authenticiteit. Hij was Fries in hart en nieren, de Markies van de Holle Mar. Groot verteller, groot fantast, groot kunstenaar. Eeuwige worstelaar met de theorie en praktijk van het leven. En daardoor een bewonderenswaardig mens.
‘Op een gegeven moment vertelt u een typische Freek de Jonge-parabel, met een boodschap, over een Japanse stiltekunstenaar die artistiek uitverkoopt en uit schaamte harakiri pleegt. Is dat het stichten waarover u het had?
Freek de Jonge: ”Mensen kunnen niet langer dan een half uur naar mijn geraas luisteren, dus kom ik met een rustiger verhaal. Andersom heb ik het spervuur van grappen nodig om hun concentratie op te bouwen, zodat ze naar zo’n verhaal kunnen luisteren. Mijn show gaat over schuld en schaamte. Ik ben met Ajax in China geweest, waar de spelers nog als godenzonen werden ontvangen. Het was daar blijkbaar nog niet doorgedrongen dat het grote Ajax allang niet meer zo groot was. Toen verloren ze van de Chinezen met 3-1 en werden ze met hoon overladen. In de bus terug naar het hotel begonnen de spelers meteen elkaar de schuld te geven. Dat is onze schuldcultuur. Terwijl in de schaamtecultuur je de schuld zelf op je neemt, en daar de consequentie uit trekt. Schaamte kan tot loutering leiden. We zouden ons meer moeten schamen.
Verder wilde ik met dat verhaal van die Japanner een pleidooi houden voor de stilte, dat sloot ook mooi aan bij mijn oproep om geen vuurwerk af te steken, na de ramp in Enschede. Dat deed ik trouwens ook al in mijn oudejaarsshow van 1984. Je kunt dus niet zeggen dat ik de mensheid niet gewaarschuwd heb”.’ (Interview Wilfred Takken voor NRC-Handelsblad, 29 december 2000)
‘Stel, op 31 december blijft het om twaalf uur helemaal stil op straat. Op 1 januari verschijnt de koningin op televisie en zegt: “Freek heeft gelijk. We moeten ons schamen.” Nederland heeft eindelijk naar u geluisterd. Hoe zou u dat vinden?
Freek de Jonge: “Och, daar gaat het me niet om. Het is allang niet meer de taak van de cabaretier om het regentendom ten val te brengen. En over wat er werkelijk mis is in Nederland, durft geen cabaretier iets te zeggen. Wie zijn twijfels uit over de nieuwe euthanasiewet, wordt al snel voor uiterst-rechtse christen uitgemaakt. Wie zegt dat de georganiseerde misdaad steeds machtiger wordt, kan een kogel door zijn knieschijven krijgen. Daar heb ik ook geen zin in.
Wat ik wil is veel kleiner. Ik stel een vraag, en die moet zich ergens nestelen in de hoofden van de mensen. Als je genoegen neemt met het cliché van het bestaan, dan leg je hem naast je neer. Maar als je dat niet doet, dan denk je er even over na. Meestal duurt dat maar twee tellen, maar dat geeft niet. Ik hoef niet de man te zijn die de wereld veranderde”.’ (Interview Wilfred Takken voor NRC-Handelsblad, 29 december 2000)
KRITIEKEN
‘De afgelopen jaren produceerde De Jonge als een bezetene. Van oudejaarsvoorstellingen, de kwalitatief wisselende programma’s uit de reeks De Grens en de enthousiast ontvangen Boekenweekvoorstelling tot schnabbels. De Jonge schrapte veel van zijn nevenactiviteiten, waaronder zijn dagelijkse column op de voorpagina van Het Parool – bang voor creatieve kaalslag. De opruimwoede heeft Freek de Jonge zichtbaar goed gedaan. In een sober decor toont hij het eerste half uur een stand-up comedian van ongeëvenaarde klasse. Als een ongeleid projectiel – de titel De Gillende Keukenmeid is in dat opzicht op zijn plaats – rent de cabaretier door het afgelopen jaar. Met de grapdichtheid van Lebbis & Jansen. Met politieke analyses à la Seth Gaaikema. Maar vooral met de klasse van Freek de Jonge. (…)
Hoogtepunt is een ingetogen, meeslepend verhaal over een Japanse acteur die op het podium niet voldoende geconcentreerd is en zelfmoord pleegt. “Hij schaamde zich dood”, zegt De Jonge. “Wij kennen geen schaamte meer, maar leven in een schuldcultuur. En met schuld kun je schuiven.” En hij beklaagt zich over het feit dat de jeugd de blues niet kent. “De schaamte is de blues”, stelt hij. “Schuld, de rock ’n roll.”
Freek de Jonge is rock ’n roll. Het wijzend vingertje. Het met tomeloze energie aan de kaak stellen van misstanden. Het zoeken naar schuld. En Freek de Jonge predikt de blues. Ongeëvenaard.’
(Alexander Nijeboer in de Volkskrant, 14 december 2000)
‘Nieuwjaarstragiek. (…) Niet een dag om de oudejaarsconferences van Lebbis en Jansen en Freek de Jonge op de videoband aan een nadere inspectie te onderwerpen. Veteraan Freek de Jonge was op zijn best. Zijn dominee-neigingen had hij in bedwang en hij vroeg zich zelfs af “hoe lang een generatie haar idealisme volhoudt. Ik hecht steeds meer aan waarden en normen en eer en deugd”.
Merkwaardig, twee conferences achter elkaar waar veel van dezelfde onderwerpen passeerden. (…) Hadden Lebbis en Jansen niet een dagje eerder kunnen optreden? Willibrord Frequin staat nu te boek als de grootste schurk van Nederland. Lebbis en Jansen vonden hem ideaal voor een brandweeroefening en De Jonge wilde Frequin graag ruilen met Gümüs.
Lebbis en Jansen waren grappig en onderhoudend. (…) Toch heeft één man meer greep op het publiek dan twee komieken. De Jonge maakte gebruik van hulpmiddelen, speciale belichting, muziektrucs met klappende papieren zakken. Hij gaat achter de piano zitten en het is meteen stil in de zaal. Zo kan hij een land meeslepen in een licht melancholieke eindejaarsstemming. Zijn clowns-charisma heeft te maken met leeftijd. Een oudere cabaretier is door zijn levenservaring herkenbaarder in zijn stemmingen. Freek de Jonge kan aan veel subtiele registerknoppen trekken: droefheid, melancholie, opwinding, vrolijkheid. Wim Kan kon de mensen nog ontroeren toen hij al ver over zijn hoogtepunt heen was.’
(Maarten Huygen in NRC-Handelsblad, 2 januari 2001)
‘In New York hebben de critici de macht van het woord: met puntige, originele woordspelingen, als superlatief of neersabelend. Altijd scherp. Soms dus briljant en vilein. (…) Er valt veel te lachen in kritiekland. Cabaret da’s lachen en kritiek ineen. De cabaretier als nar en wijsgeer. In mijn jeugd nam hij op oudejaarsavond de stem aan van Wim Kan, nu heet hij Freek of Youp. (…) Dit keer had Freek nachtdienst met zijn oudejaarsconference De Gillende Keukenmeid.
Dat, behalve sommige recensenten, ook de koppenmakers eens een bijslijpcursus mogen doen, blijkt wel uit de flauwe, jarenvijftigachtige woordspelingen die er boven de kritieken van De Gillende Keukenmeid staan: “Ongeleid projectiel met tomeloze energie” kopt de Volkskrant. “Freek schiet raak” (Het Parool), “Verbaal vuurwerk van Freek de Jonge” (De Telegraaf), “Appelflappen opzij voor snelle Freek de Jonge” (Trouw).
Bianca Bartels geeft in een heldere recensie in Trouw een kader voor de conference: “De Gillende Keukenmeid is eigenlijk ‘gewoon’ een sterk theaterprogramma dat en passant ook nog subtiel aansluit bij de gebeurtenissen in 2000. Een intelligent spel met het jaar, de wereld, de tijdgeest en het lot van de menselijke ziel.” Unaniem opgetogen is men over de minder moralistische kleuring van De Jonge’s oordelen. (…) Bianca Bartels in Trouw: “Waar hij zijn publiek in het verleden wel eens te hooghartig de les las, zet hier juist zijn persoonlijke betrokkenheid de toon. Wel met een boodschap, maar niet betweterig.”
Alle door mij gelezen kritieken zijn zeer positief over de voorstelling vanwege de inhoud en De Jonge’s mateloze energie. Mooi maar vreemd, want dat zijn twee zaken die dertig jaar geleden ook niet weinig bijdroegen aan het succes van Neerlands Hoop in Bange Dagen, dus waarom dat nu ineens geroemd? En als men zo positief is, waarom het niet krachtiger en kernachtiger opgeschreven?
Over de schuld- en schaamtelijn die De Jonge door zijn teksten heeft geweven, schrijft Alexander Nijeboer in de Volkskrant: “Hoogtepunt is een ingetogen, meeslepend verhaal over een Japanse acteur die op het podium niet voldoende geconcentreerd is en zelfmoord pleegt. Hij schaamde zich dood, zegt De Jonge. Wij kennen geen schaamte meer, maar leven in een schuldcultuur. En met schuld kun je schuiven.” (De Jonge’s punchline dat je schuld namelijk aan een ander kan geven, vergeet de criticus echter te vermelden.) Peter Hoomans in Het Parool: “Jammer is dat De Jonge zich ook de tijd gunt voor een parabel over een Japanse acteur, die een hoekige uitwerking geeft aan zijn moraal van de avond.”
De een zijn hoogtepunt is de ander zijn dieptepunt, zo gaat dat met recensies.’ (Wanda Reisel in de Volkskrant, 4 januari 2001)
SPEELDATA
1 november t/m 9 december in het land en van 12 t/m 30 december 2000 met een serie in het Nieuwe De la Mar Theater, Amsterdam.
TEKST
Freek de Jonge.
MUZIEK
Robert Jan Stips.
TV-REGISTRATIE
Marcel de Vré.
PUBLICATIES
Tekst
Eeuwige jeugd staat afgedrukt in Leven na de dood (2004) en Wees niet bang (2007) en wordt daar toegeschreven aan het programma Parlando (2002), waarin hij het lied zingt op muziek van Boudewijn de Groot.
Een aantal van zijn voorpaginacolums van 1997 t/m 1999 voor Het Parool wordt gebundeld in De Hoekvlag (2000).
Geluid
CD Freek de Jonge speelt De Gillende Keukenmeid (2001).
CD Ik schilder de honden blauw (2000).
Ik schilder de honden blauw is een boek met gedichten van mensen met een verstandelijke handicap. Er verschijnt ook een cd waarop deze gedichten gezongen worden door onder anderen Margriet Eshuijs, Simone Kleinsma, Thé Lau, Liesbeth List, Robert Long, Annet Malherbe en Freek de Jonge.
Beeld
VHS Freek de Jonge speelt De Gillende Keukenmeid (2000).
DVD Freek de Jonge speelt De Gillende Keukenmeid.
Inclusief 74 minuten De Conferencier, Het Boekenweekgeschenk en De Leugen en inclusief een huiskamerinterview over de voorstelling, met Matthijs van Nieuwkerk (2000).
DVD (met Papa-Razzia uit 1997) als de vijfde dvd van zes dvd’s in cassette onder de titel Oudejaarsconferences 1982-2001 (2001).