Neven (2011)

Neven

De laatste jaren heeft Freek de Jonge met al die kortlopende projecten in theater en op televisie ook wel wat laten liggen, realiseert hij zich. En het materiaal dat hij brengt in de Zeeland-aflevering van zijn televisieproject Freeks Nederland, in december 2009, is te rijk om tot die ene aflevering beperkt te blijven. En dus besluit hij vanaf maart 2011 weer een groot theaterprogramma te gaan spelen. De recensies zijn lovend, de zalen zitten vol en in het seizoen 2011-2012 komt er een reprise, met onder meer een serie in Vlaanderen. Alsof er sinds De Komiek niets veranderd is.

Ingepakte decorstukken. Het lijkt alsof niet Hella de Jonge maar Christo verantwoordelijk is voor het toneelbeeld. Witte doeken met dikke touwen eromheen. De touwen zitten vast aan katrollen. De cabaretier draagt een wit pak. Zijn broek wordt met touw in plaats van een broekriem op zijn plaats gehouden. Satie’s pianowerk Gnossienes klinkt in de uitvoering van Reinbert de Leeuw. Freek de Jonge zet een wit mondkapje op en trekt met een van die touwen het witte doek van de vleugel.

Daar houdt de symboliek even op, want vervolgens gaat hij achter de vleugel zitten en zet de melodie in van Leven na de dood. Zijn populairste lied wordt meteen herkend. Hoe zou een geactualiseerde versie van zijn hit eruit zien, zo vraagt hij zich hardop af. En hoe actueel moet een ramp eigenlijk zijn om er (nog of al) grappen over te kunnen maken? Hij test het uit met nieuwe tekstregels. De tsunami in Japan ligt alweer te ver achter ons, zo blijkt, want er volgt slechts gegniffel. Gezongen regels over het schietdrama in een winkelcentrum in Alphen aan den Rijn krijgen een schaterlach. Freek de Jonge: ‘Zes weken geleden was het publiek hier nog niet aan toe, hoor.’ De dood, eerder die week, van bergbeklimmer Ronald Naar blijkt echter nog te vers, want op grappen daarover volgt een massaal ‘oh’.
Daarna gaat hij nog in op het ‘plaatselijke nieuws’ in Amsterdam (via het reageren op een krantenbericht over barbecuen in het Vondelpark), op de vaderlandse politiek (het wordt tijd dat het programma Boer zoekt vrouw plaats maakt voor Minister-president zoekt vrouw) en op internationale ontwikkelingen (zoals de inzet van Defensie bij de training van politieagenten in Afghanistan).
Hier zien we de cabaretier zoals we die de laatste jaren vaak zagen in conferences rond nieuwjaar, sport en verkiezingen: als snedige, snelle stand-upper; als geëngageerde, geestige cabaretier.

Maar na een klein half uur zet hij een verhaal in en dan verandert langzaamaan de toon. ‘Gedurende de Tweede Wereldoorlog stortten er in ons land zo’n drieduizend vliegtuigen neer.’ Met die zin begint zijn schets van zijn familie vanaf het voorjaar van 1944 in Zeeland. Verhalen over zijn ouders, zijn lesbische tante (en daarom ‘Tante Kerel’ genoemd), zijn twee ooms en hun zonen Fred en Raf. Hij vertelt het vanuit de ogen van het kind dat hij zelf was in onder meer Zaandam (vanaf 1960) en Goes (vanaf 1972) en komt uiteindelijk uit bij de cabaretier die hij nu is.
Eén verhaallijn kennen we dus al van Freeks Nederland, waar in de laatste aflevering het verhaal van zijn geadopteerde neef Raf centraal stond. Maar in Neven komt er nog een verhaallijn bij: die van zijn neef Fred, die zeven jaar ouder is en veel invloed op hem heeft. Met name dat verhaal zal deze voorstelling haar betekenis geven.

Aanvankelijk lijken de grappen van het begin plaats te maken voor anekdotes, want de toon is dan nog licht, ook door –running gags als ‘Even een stukje geschiedenis’. Die gebruikt hij op momenten dat zijn publiek niet direct reageert op informatie over bijvoorbeeld de invasie of ons koloniale verleden in Nieuw-Guinea.
Maar steeds meer gaat de inhoud beklemmen. Want zijn ooms blijken goed fout te zijn geweest in de oorlog, terwijl het altijd zo leek dat het vooral neef Fred was die maar niet wilde deugen. Die neef, die zich inmiddels als beeldend kunstenaar in het buitenland heeft gevestigd, blijkt de tol te hebben betaald voor de schijnheiligheid, de hypocrisie binnen de familie van de verteller. In zijn kritiek ontziet die zelfs zijn eigen ouders niet. Wanneer hij dat alles ontmantelt, zet Freek de Jonge zijn publiek nog even op het verkeerde been door de verhaallijnen rond de neven Raf en Fred anno 2011 behendig aan elkaar te knopen en daarmee te suggereren dat het verhaal rond is. Freek de Jonge: ‘Nee, we gaan het nu niet mooier maken dan het was.’

Op dat moment krijgt ook het decor zijn betekenis van de openingsscène terug en de voorstelling eindigt in prachtige symboliek. De familiegeschiedenis die bewust verborgen gehouden is, heeft hij openbaar gemaakt, zoals hij alle ingepakte decorstukken dan ook letterlijk blootlegt. En wat er voor in de plaats komt, zijn de uitingen van de creatieve geest. In het verhaal is dat de beeldende kunst van Fred, voorwerpen waar ook weer van alles uit is af te leiden. Maar natuurlijk doelt Freek de Jonge hier ook op de positie van de kunst in het algemeen, waarmee de voorstelling tevens een aanklacht is tegen het eerste kabinet-Rutte, dat ervoor kiest onverantwoord hard te bezuinigen op cultuur, immers een ‘linkse hobby’.

In zijn toegift pakt Freek de Jonge daarop door. Dan kiest hij er zelfs voor zijn hoofd in een strop te steken op het grote Executieplein (voorheen Museumplein!) van de hoofdstad. Het is zes jaar na nu, zo vertelt hij. Landsleider Hero (Brinkman, van de PVV) heeft het cabaret inmiddels uitgeroeid. Freek de Jonge is de laatste cabaretier die nog over is. Het dreigement dat hij nog één kans krijgt om het volk te vermaken met onschuldige grapjes en anders zal hangen, interpreteert hij op zijn manier: ik ga hangen, zodat ik mezelf tenminste trouw blijf.
Neven is een persoonlijke voorstelling van een cabaretier die dit verhaal nog moest vertellen: getrouwd met een joodse vrouw, maar afkomstig uit een familie met ooms die fout waren in de oorlog en met ouders die hij vaak heeft geëerd, maar die er op dit punt in zijn carrière recht op hebben niet alleen op een voetstuk te hoeven staan. En neef Fred bestaat dus echt en woont al dertig jaar in Denemarken. Sinds anderhalf jaar hebben de beeldend kunstenaar en de cabaretier pas weer contact.
En Neven is een kritische voorstelling. Freek de Jonge stoort zich aan de oppervlakkigheid van deze tijd. Zodra zijn publiek straks dadelijk buiten is, stelt hij, maakt het zich alweer druk over waar de auto staat geparkeerd en hoe laat men thuis is. Dan is deze voorstelling alweer vergeten. En hij bekritiseert de behoefte van zijn publiek en de media om zich te verdiepen in zieke geesten, zoals de schutter in Alphen aan den Rijn was. Ook een verwijzing naar het verhaal rond neef Fred en dus naar de vraag: waarom nemen volwassenen niet de verantwoordelijkheid voor de opvoeding, zodat iemand niet zo wordt?
Ook ten aanzien van maatschappelijke ontwikkelingen wijst hij op verantwoordelijkheid. Zo noemt hij de vaak gemaakte vergelijking tussen de NSB en de PVV oneerlijk. Maar dan oneerlijk voor de NSB! Want die organisatie wist begin jaren dertig nog niet waartoe hun verwerpelijke ideeën uiteindelijk zouden leiden!
Eerder in de voorstelling nam hij plaats achter de vleugel en zong hij:

hoe kan een mens nog bestaan
als wat hem omgeeft is vergaan
en die eeuwige oorlog dat zinloos geweld
gaat maar door
waar vecht hij toch voor

(…)

dubbeltje op zijn kant
wat is er toch aan de hand
die hebzucht dat graaien
onverdraaglijk gebrek aan fatsoen
wat valt daar aan te doen
voor wie horen wil en nog voelen kan
wordt de onschuld nog dagelijks vermoord
en de grootste bek heeft het hoogste woord
en wat moet gezegd blijft ongehoord

COULISSEN

Maandag 11 mei 2011 zijn Youp van ’t Hek en Freek de Jonge de grote verrassingen bij het afscheid van Rob Wiegman. Beider aanwezigheid is niet eens zo opmerkelijk, want Wiegman geldt als directeur van het oude en nieuwe Luxor Theater in Rotterdam 25 jaar lang als een van de belangrijkste en meest bevlogen theaterdirecteuren van ons land. Wat wel heel bijzonder is, is dat Van ’t Hek en De Jonge als duo het podium betreden. Het was een idee van Brigitte Kaandorp, die daarmee een einde maakt aan het idee dat beiden ‘gezworen vijanden’ zijn.

Dat is natuurlijk niet zo, ook al hebben ze in het verleden lelijke dingen over elkaar gezegd. Freek de Jonge omdat hij graag de beste wil zijn en zich een tijd verbitterd toont over de enorme populariteit van Youp van ’t Hek, terwijl zijn eigen zalen in die jaren niet meer vol zitten. Youp van ’t Hek is kritisch omdat hij zich stoort aan die voortdurende concurrentiestrijd van Freek de Jonge, die dat helemaal niet nodig zou moeten hebben. Youp van ’t Hek: ‘Freek moet gewoon doen waar hij de allerbeste in is: prachtig theater maken.’

Van ’t Hek en De Jonge repeteren een dag voor het optreden nog even een half uurtje in Amstelveen. Ze gaan samen het klassiekste musicalduet zingen: Vluchten kan niet meer. Dan spreken ze af elkaar in het Luxor niet te gaan aftroeven. Als de laatste zich al in het eerste couplet niet aan die afspraak houdt, besluit de eerste dat wel te doen en dus niet uit zijn rol te stappen. Teleurstellend voor degenen die hadden gehoopt op improvisatie en confrontatie. Van ’t Hek: ‘We hadden juist met elkaar besloten dat niet te doen. En daaraan heb ik me gehouden. En verder: niet belangrijker maken dan het is. Het was een eenmalig geintje dat we graag over hadden voor Rob. En nu weer over tot de orde van de dag.’

KRITIEK

‘Neven is een voorstelling over een vertrouwd thema bij De Jonge: schuld en boete. (…) De basis van Neven kennen we uit Freeks Nederland, de televisieserie die hij twee jaar geleden maakte toen hij 65 was geworden, over de plaatsen van zijn jeugd: van Groningen tot Zeeland. De uitwerking is zo vernuftig dat echt sprake is van een nieuw programma. En trouwens, als er een cabaretier is die recht heeft op het recyclen van zijn eigen materiaal, dan is het Freek de Jonge wel, met een oeuvre waar een ander drie levens over doet.’ (Patrick van den Hanenberg in de Volkskrant, 21 april 2011)

SPEELDATA

15 februari t/m 9 juni 2011 (60 voorstellingen). Reprise 16 september t/m 31 maart 2012 (ook 60 voorstellingen, met series in het DeLaMar Theater, Amsterdam en het Fakkeltheater, Antwerpen. De laatste voorstellingen van de tournee spelen allemaal in Vlaanderen.

MUZIEK

Gnossiennes van Erik Satie (opening en slot), in de uitvoering van Reinbert de Leeuw. Aan de vleugel zingt Freek de Jonge een nieuw lied, getiteld Waar moet de mens nog naartoe?

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]