Hella voor Freek
het theaterwerk van Freek en Hella de Jonge
Van de 35 jaar dat Freek de Jonge een voorname plek inneemt in het Nederlandse theater, werkt hij al bijna 25 jaar samen met zijn vrouw Hella.
Het artistieke verbond dat zij sloten kwam tot stand nadat Freek de Jonge in 1979 plotseling brak met zijn Neerlands Hoopcollega, Bram Vermeulen.
De unieke samenwerking tussen Freek en Hella is onderwerp van deze tentoonstelling. In de kleine zaal wordt de manier waarop het echtpaar samenwerkt uiteengezet. In de grote zaal trekken de producten van die samenwerking in vogelvlucht voorbij.
Omdat het een expositie in het Theatermuseum betreft, wordt geen accent gelegd op de films en boeken van Freek de Jonge en het beeldende werk van Hella de Jonge.
kleine zaal
hella de jonge
In de jeugd van Hella de Jonge (Den Haag, 1949), dochter van auteur Eli Asser en Eva Asser Croiset, stond creativiteit voorop. Vanaf haar achtste jaar speelde Hella viool en ze was zo vaardig met naald, draad en breimachine dat ze op 16 jarige leeftijd al geld verdiende door zelfgemaakte jurken te verkopen aan winkels in de Amsterdamse PC Hooftstraat.
Op haar zeventiende werd ze toegelaten op de Rietveld Academie en na een basisjaar volgde ze de studierichting edelsmeden en (een blauwe maandag) mode. Later zou ze daar nog een specialisatie keramiek en de lerarenopleiding aan toevoegen.
Om haar studie te bekostigen, werkte Hella als professioneel danseres. Maar haar werk bij de Snip & Snaprevue gaf ze uiteindelijk op omdat ze het niet leuk vond om zelf in Tilburg te moeten optreden als haar geliefde Freek in Groningen stond. Verder deed ze er alles aan om zo zelfstandig mogelijk van hem te opereren.
Na de Rietveldacademie en ook toen de kinderen geboren waren, is ze blijven werken. Ze had korte tijd een winkeltje waar ze eigen sieraden verkocht,
ze gaf les en ze exposeerde de beelden (in keramiek en brons) die ze maakte nadat ze het edelsmeden had afgezworen.
freek de jonge
Domineeszoon Freek de Jonge (Westernieland, 1944) had zijn roeping al vroeg gevonden. Nadat hij ontdekte dat mensen om hem moesten lachen, besloot hij dat zijn toekomst in het theater lag. Waar hij maar kon beklom hij in zijn jeugd het podium met een Toon Hermans-imitatie, of met uit het hoofd geleerde moppen uit het tijdschrift De Lach.
Zijn theaterambities namen vastere vormen aan nadat hij in zijn studententijd door Jop Pannekoek werd voorgesteld aan Bram Vermeulen. Bram en Freek besloten samen cabaret te gaan maken. Eerst nog vergezeld door Johan Gertenbach onder de noemer Cabariolet en daarna als het duo Neerlands Hoop in Bange Dagen.
Bram en Freek waren vastbesloten de beste cabaretiers van het land te worden. Van dat idee kon zelfs de teleurstellende vijfde plaats op het cabaretfestival Cameretten van 1968 ze niet afbrengen. Tot en met 1979 liet Neerlands Hoop de theaters op hun grondvesten trillen met harde grappen en luide muziek. Toen achtte Freek de Jonge de tijd rijp voor een solocarrière.
muze en licht
Nadat Freek haar had gevraagd de aankleding voor zijn eerste soloshow (De komiek – 1980) te verzorgen, groeide de bemoeienis van Hella al snel. Naast het ontwerpen en maken van kostuums ging ze ook – vaak in nauw overleg met haar man – het toneelbeeld van de verschillende producties van Freek bepalen.
In 1983 trad ze voor het eerst wat meer op de voorgrond door de cabaretier in het slotnummer van De mythe op de viool te begeleiden, en vanaf Het damestasje (1986) verzorgde Hella tevens het lichtplan en bediende ze het licht tijdens de voorstellingen.
De vrouw die al muze, klankbord, organisator, violist, kostuum- en decorontwerper was, werd door Freek vanaf dit moment ook liefkozend ‘mijn licht’ genoemd.
het gewone bijzonder maken
Freek en Hella de Jonge beschouwden hun samenwerking van meet af aan als een organisch proces, waarin de wederzijdse beïnvloeding voorop stond. De ene keer leidde inhoud tot vorm en de andere keer bepaalde vorm de inhoud. Zowel Freek als Hella bleken hun inspiratie overal vandaan te halen. Op een rondreis door China verzamelden ze bijvoorbeeld allerlei zaken die later een plek vonden in De tol (1994). En zelfs het resultaat van een bezoek aan een winkel als de Maxis was terug te zien in het theater. Freek vond in de winkelschappen een ragebol, zette het ding op zijn hoofd, en daardoor kwam Hella op het idee om in De volgende (1989) allerlei borstels te verwerken tot hoofdtooien.
Het gewone bijzonder maken – zoals met de borstels gebeurde – werd een belangrijk kenmerk in het toneelbeeld van Hella de Jonge. Zoals een verhaal
bij Freek net een andere wending neemt, zo geeft Hella ook graag een twist aan de dingen. Een poezenmand is bij haar nooit zomaar een poezenmand, een gieter wordt sterk vergroot en een sjoelbak is zo gemanipuleerd dat de stenen niet glijden maar gelanceerd worden.
inventief
Hoe groot het effect van het toneelbeeld ook is, in de voorstellingen van Freek de Jonge krijgt het visuele aspect nooit het alleenrecht. Hoofdzaak is niet dat decors en rekwisieten een mooi plaatje opleveren, maar dat ze functioneel zijn en de inhoud ondersteunen. Daarbij lijkt het een sport om decorstukken, rekwisieten en kostuums in eenzelfde programma te hergebruiken en ze daardoor een andere betekenis mee te geven.Door het inventieve gebruik van de Chinese kast in De tol werd bijvoorbeeld eerst een orgel gesuggereerd,was het een fractie later een dankbaar attribuut voor de goochelende Freek, vormden de losse delen samen vervolgens een aantal trappen en school er uiteindelijk een drum in.
levend object
Zowel Freek als Hella de Jonge werken het liefst op de vloer zelf. De cabaretier legt de basis van zijn programma’s weliswaar thuis achter zijn bureau, maar hij probeert het bedachte altijd zo snel mogelijk uit voor een publiek. Al improviserend en vaak met slechts een paar steekwoorden op zak, bouwt hij aan zijn voorstelling. Hella is zo visueel ingesteld dat ze, zonder eerst uitgebreid te schetsen, in haar atelier maakt wat ze in haar hoofd heeft. In de loop der jaren is Hella op het toneel de kunst van het weglaten steeds meer gaan toepassen en kreeg Freek de behoefte zich wat bescheidener en strakker te kleden. Daarmee verviel de noodzaak dat Hella alle kostuums zelf maakt. Toch drukt ze ook op de gekochte maatpakken altijd een eigen accent door er versieringen op aan te brengen. Freek blijft immers haar ‘levende object’.
grote zaal
het publiek op bezoek
Freek de Jonge stelde ooit dat vanaf het moment dat zijn vrouw hem in het theater bijstaat, hij is opgehouden met optreden. Door Hella aan zijn zijde ervaart Freek zijn shows niet langer als werk, maar als iets huiselijks, waardoor het publiek als het ware op bezoek komt.
Dat de professionaliteit van de voorstelling hier niet onder lijdt, is volgens Freek vooral te danken aan het perfecte gevoel voor timing en de smaak van zijn vrouw. De timing en smaak van Hella en de onuitputtelijke bron aan verhalen van Freek de Jonge, vormen samen de basis van deze overzichtstentoonstelling.Hoogtepunten van hun theaterverbintenis komen verdeeld over drie tijdsblokken in chronologische volgorde voorbij:
Rood blok: 1980-1989
De komiek tot en met De volgende
Wit blok: 1991-1997
Losse nummers tot en met Papa-razzia
Blauw blok: 1998-2003
De grens tot en met De kneep
Hierbij wordt zichtbaar hoezeer de inhoud van Freek en de vorm van Hella elkaar al een kwart eeuw tot grote hoogte stuwen.
artistieke ambities
Na twaalf jaar Neerlands Hoop besefte Freek de Jonge dat je als idealistisch cabaretier weliswaar een groot publiek kunt bereiken met je boodschap, maar dat de wereld daardoor niet verandert. Vooral de actie ‘Bloed aan de paal’, waarmee Bram Vermeulen en hij in 1978 tevergeefs hadden geprobeerd de Nederlandse deelname aan de wereldkampioenschappen voetbal in Argentinië te verhinderen, had hem dit duidelijk gemaakt.
Enigszins gedesillusioneerd doordat de KNVB en de nationale voetbalhelden de door hun voorgestelde boycot negeerden, besloot Freek zijn maatschappelijke ambities in de toekomst in te ruilen voor meer artistieke. De samenwerking met Bram werd beëindigd en die met Hella nam een aanvang.
idealist
In de vele verhalen die de solist Freek de Jonge vanaf 1980 in de theaters zou gaan vertellen, klonk de idealist nog steeds door, maar die was wel wat realistischer geworden dan in de Neerlands Hooptijd. Ongefundeerd denken dat hij het gelijk aan zijn kant had, was er nog maar nauwelijks bij. Freek toonde zich genuanceerder dan ooit door hoe langer hoe meer vraagtekens te zetten dan uitroeptekens. Hij bleek af en toe zelfs bereid in het openbaar zijn mening te herzien
Na in De kneep (2003) zijn onbegrip geuit te hebben over de aanwezigheid van het Nederlandse leger in Irak, toog hij als ‘man met een missie’ in het voorjaar van 2004 naar Irak om de situatie met eigen ogen te bekijken en op te treden voor de militairen. Wel bleef Freek uiterst fel over een onderwerp als Argentinië, getuige zijn kritiek op de verloving van kroonprins Willem-Alexander met de dochter van Jorge Zorreguita (De gillende keukenmeid – 2000).
filosoof en clown
Vanaf De komiek (1980) werd ook de filosoof in het repertoire van Freek de Jonge beter zichtbaar. In zijn liedjes, conferences en monologen maakte hij het publiek deelgenoot van zijn zoektocht naar hogere waarden en naar de resultaten van die expeditie.
Het leidde bijvoorbeeld tot verhalen over het verliezen van de onschuld (Sanne in De komiek en De kleine zwervers in Stroman en trawanten – 1984), een houten kistje met daarin een geheim (De openbaring – 1982), een spin die een andere waarheid ontdekt dan zijn vader hem voorspiegelt (De mythe – 1983) en de dood van zijn drie maanden oude zoon (Losse nummers).
Vanwege de sterkte van tegenstellingen, heeft Freek het intellect nooit los willen zien van de domheid en de verheven gedachten niet van banaliteiten en dubbelzinnigheden. De wijsgeer gaat dus hand in hand met de clown.
In dit laatste personage – een tragische figuur of een onhandige man die niet leert van zijn fouten waardoor zijn optreden in de meeste gevallen verre van vlekkeloos verloopt – is Freeks voorliefde voor circus, variété en Toon Hermans te ontdekken.