I.P.V. (en meer)

Ondanks de dagelijkse column in Het Parool lijkt 1998 een rustig jaar voor Freek de Jonge te worden. Hij zal in april een week op herhaling gaan met Rapsodia en een nieuwe voorstelling staat pas vanaf september op het programma. Maar dan komt het verzoek om begin maart Theo Maassen een week te vervangen in De Kleine Komedie. Die trekt zijn programma Ruwe Pit terug omdat het nog niet af is. Freek de Jonge blijkt meteen bereid die serie over te nemen, net zoals hij zich eerder een gretige invaller toonde voor bespelers van het Nieuwe De la Mar. Dat betekent dat hij op 27 februari alweer optreedt met een volledig nieuw theaterprogramma. Hij zal het zeven keer spelen. Daarin kiest hij ook nadrukkelijk de rol van de oude meester die zijn jonge collega’s erop wijst waar het op aan komt in dit vak. Hij speelt het programma niet alleen in plaats van, maar noemt het ook zo: I.P.V.I.P.V betekent ImProvisatieVoorstelling’, zegt hij tegen zijn publiek. Maar hij wil wel vingers zien. Welke bezoekers kwamen deze avond eigenlijk voor Theo Maassen? En hij informeert naar hun bijbelkennis. In Genesis staat toch niet dat God op de zesde dag zag dat het af was. Hij zei dat het goed was. ‘Als je wat te zeggen hebt, maakt het eigenlijk niet zo veel uit wat je zegt’, stelt hij om aan te geven dat hij vindt dat je altijd moet spelen:

Je hebt in ons vak veel te veel mensen die niks te zeggen hebben en maar doorlullen. Tuurlijk, je hebt ook collega’s die niks te zeggen hebben en hun mond houden, maar daar hoor je nooit wat van. Ik zou er tenminste niet zo gauw goeie voorbeelden van weten. En dat is jammer, want ze geven wel het goede voorbeeld. Jammer genoeg zijn er ook collega’s die iets te zeggen hebben en hun mond houden, omdat hun programma niet klaar is. Gelukkig heb je collega’s die wel degelijk wat te zeggen hebben en dat ook doen.

In I.P.V. vertelt hij over de man en het verdachte koffertje. Het verhaal en decor komen in 1999 terug in de laatste aflevering van zijn serie De Grens. Een man vindt op het station een verdacht koffertje en besluit het mee te nemen. Hij komt ermee terecht in theaterzalen. Daar wordt hij klaarblijkelijk al verwacht, want buiten hangt het affiche: Hedenavond, de man met het verdachte koffertje en binnen zitten vijfhonderd mensen op hem te wachten. Als hij het koffertje openmaakt, blijken er cabaretteksten in te zitten. Ook dat is natuurlijk een verwijzing naar het vervangen van Theo Maassen. Die teksten gaat hij voorlezen. Het zijn grotendeels Parool-columns. Dit wisselt hij af met een enkele sketch, conference en variété-act. Heel losjes, geroutineerd, vakkundig. Zoals alleen ‘een oude meester’ kan. De laatste twintig minuten van de voorstelling (van negentig minuten) keert hij terug naar zijn verhaal van het verdachte koffertje om uiteindelijk weer op het station te belanden, het koffertje er neer te zetten en op de trein te stappen. De voorlaatste scène begint op de eerste dag als improvisatie op het gegeven dat de vrouw de muze is van de kunstenaar. Door haar heeft hij de inspiratie zijn programma’s te schrijven. Op de zevende en laatste dag is dit onderdeel uitgegroeid tot een prachtige theatrale ode en in het slotwoord vraagt hij een extra applaus voor Hella, zonder wie dit programma er niet geweest zou zijn. Door de potentie van één zo’n spelblok en de voldoening over de mogelijkheden die zo’n onverwacht theaterproject hem bieden, ontstaat die week het idee om voorlopig alleen nog kortlopende voorstellingen te maken. Dat volgens dit procedé: uit voorlezen en improviseren ontstaat een volwaardige theatervoorstelling. De voorstellingen waarmee hij van september tot december 1998 optreedt, vormen de proloog van De Grens.

[Tekst gaat door na de foto’s]

Freek de Jonge speelt
samen met wethouder Hans Kombrink
een eenakter op de Rotterdamse Wilhelminapier
op de Kop van Zuid. Het startsein voor de bouw van het Nieuwe Luxor Theater.

COULISSEN

I.P.V. speelt Freek de Jonge in de periode van enkele eenmaligheden zoals die elk jaar wel voorbijkomen. In deze periode zijn dat onder meer een debatavond in De Balie en een masterclass voor jonge cabaretiers in het Nieuwe De la Mar Theater. Op 16 februari 1998 gaat hij in Amsterdam in debat met CDA-fractievoorzitter Jaap de Hoop Scheffer. De debatavond rond het thema Moraal is georganiseerd door de Volkskrant en politiek-cultureel centrum De Balie. De Volkskrant (17 februari) noemt De Hoop Scheffer ‘een monter denker’ vergeleken bij ‘komiek’ Freek de Jonge: ‘De Jonge, beeldenstormer van weleer, pleitte (…) voor ouderwets leiderschap. De massa heeft zich aan de autoriteiten ontworsteld, maar gebruikt de vrijheid slechts om te consumeren en naar commerciële tv-zenders te kijken. “Waarom investeren we niet meer in opvang en onderwijs in plaats van altijd maar achter de feiten aan te hollen met duizenden agenten extra? De welzijnswerker uit de jaren zeventig was misschien een fiasco. Maar we moeten de massa toch op een betere manier kunnen bezighouden dan nu gebeurt. Slagen we erin om iets boven onszelf te stellen? Dat is de vraag waar het om gaat”, aldus De Jonge. Er moet geïnvesteerd worden in kunst, filosofie en de alfa-vakken, vond de komiek. “Internet moet je juist niet stimuleren. Wat hebben kinderen aan een miljard keuzes erbij. Ze moeten weer leren tussen twee dingen te kiezen”.’ Hier neemt hij al een voorschot op het thema dat centraal zal staan in zijn theaterproject De Grens. Dat heeft als thema: welke grenzen leggen we onszelf en anderen op? De masterclass die hij op maandag 9 maart geeft, zal het materiaal opleveren voor het zevende deel van De Grens, getiteld De Vluchteling. De masterclass is een initiatief van het Nieuwe De la Mar ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum. De opbrengst uit de kaartverkoop is bestemd voor airco en nieuwe stoelen. Er zijn vier masterclasses. Willem Nijholt leidt Liedvoordracht, Kees van Kooten Comedy, Paul de Leeuw Muzikale komedie en Freek de Jonge Cabaret. ‘Draag nooit een horloge op toneel, op het podium bestaat de tijd niet. Dat is het eerste gebod van de tien geboden van Freek de Jonge. (…) Kleed je goed, in ieder geval op een manier die met je optreden te maken heeft. Dat is het tweede gebod. De acht gelegenheidsleerlingen hadden ook dat gebod grotendeels naast zich neergelegd, gezien hun casual outfit. Niet iedereen heeft thuis een kostuumontwerpster zitten die Hella de Jonge heet. Horloge, kleding; het bleken futiliteiten in de stortvloed aan keiharde kritiek en ondubbelzinnige aanbevelingen die de deelnemers over zich heen kregen. Freek de Jonge was niet van plan de vriendelijke pedagoog uit te hangen. Hij onderwierp zijn klas aan een kruisverhoor over de vraag wat ze op het podium te zoeken hadden. (…) Anders dan Willem Nijholt, die met een juiste combinatie van vakkennis en oprechte interesse zijn leerlingen bij de hand nam, deelde Freek harde tikken uit. Hij zette bijdragen naar zijn hand, alsof zijn stijl de standaard is. Waar Nijholt zich vastbeet in iedere klemtoon en iedere stembuiging, realiseerde De Jonge zich vooral dat hij voor een volle zaal stond die vermaakt moest worden. (…) Timide, braaf en enigszins aangeslagen zaten de deelnemers op het podium. Totdat als laatste Jan Jaap van der Wal aan de beurt was. Van der Wal is achttien jaar, Fries, woont nog maar pas in Amsterdam en is vier maanden lid van de Comedytrain. (…) Hij zette de avond naar zijn hand en de zaal op zijn kop met een bizarre monoloog over ster-zijn, voetbal, op kamers wonen in Uilenstede en naar de afhaal-Chinees gaan. Hij bevestigde wat De Jonge al wist, namelijk dat je het vak van cabaretier niet leert op een school. “Je kunt niets leren, je kunt nergens les in geven.” Zowel in de pauze als na afloop werd er opgewonden gediscussieerd over Freeks pedagogische aanpak. Hij was op tere zieltjes gaan staan, vonden sommigen. Anderen meenden juist dat de zweep er niet genoeg over kon, omdat het immers aankomende cabaretiers zijn die ons later zullen toeschreeuwen wat we allemaal fout doen.’ (Hein Janssen in de Volkskrant, 11 maart 1998) Later in het jaar – het is 28 september 1998 en hij is net begonnen met inspeelvoorstellingen van De Grens – voert Freek de Jonge een eenakter op op de Wilhelminapier op de Kop van Zuid van Rotterdam. Hij doet dat samen met Hans Kombrink, wethouder van (onder meer) cultuur. Daarmee geeft hij het startsein voor de bouw van het Nieuwe Luxor Theater. Uit het persbericht: ‘De wethouder, de cabaretier en de paal; dit zijn de hoofdrolspelers in de eenmalige voorstelling “Kombrink & De Jonge”. (…) Op maandag 28 september a.s. is het moment aangebroken dat de eerste paal de grond in geslagen kan worden. Dit heuglijke feit wil het Luxor Theater op thea­trale wijze vieren met de eerste voorstelling (op de plek) van het Nieuwe Luxor. Op de bouwlocatie zal Freek de Jonge een eenakter opvoeren rondom een heistelling. Wethouder Kombrink vervult een gastrol. Uiteindelijk zal aan het einde van deze voorstelling de officiële eerste paal worden geslagen.’

SPEELDATA

27 en 28 februari (inspelen in Almelo en Hengelo) en van 3 t/m 7 maart 1998 in De Kleine Komedie, Amsterdam.

PUBLICATIES

Tekst

Veel verhalen uit I.P.V. verschenen als column in Het Parool. In 2000 zijn ze gebundeld in De Hoekvlag. Enkele van de in deze voorstelling voorgelezen columns zijn Conference, Gevaar!, Happy Hour, Hondbijt, Kikkert, Klachten, Schaak! en Wees niet bang. Freek de Jonge is het niet eens met de uitgave van De Hoekvlag, omdat hij de meerwaarde niet ziet van een boek met gebundelde columns. Uitgeverij De Harmonie houdt daar echter aan vast, wat voor De Jonge reden is zijn latere boeken niet meer bij De Harmonie te laten verschijnen, maar bij Uitgeverij Augustus.

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]