Stroman en Trawanten

Beluister hier het gesprek van Freek met Richard van Bilsen (Zwarte Kat) over Stroman en Trawanten – 3 juni 2020

Hoe lang moet hij nog blijven spreken, zijn taak vervullen? Of predikt hij een oud verhaal en is het beter om…

niets zal ik schrijven
wat de waarheid dichterbij zal brengen
de waarheid is een onbeschreven blad…

Een conferencier met zijn publiek noemt Freek de Jonge het gedicht waarmee hij de voorstelling en het programmaboekje opent. Per programma komt hij een stap dichter bij de consequentie van zijn bedenkingen over het telkens herhalen van dezelfde boodschap aan een publiek dat daar doof en stom voor blijkt… Hij weet het beter dan wie ook: hij is een stroman. Maar hij aarzelt steeds opnieuw te duiden wie en wat…

Ook in de voorstelling ontmoeten we een Stroman. In de eerste helft staat hij er nog alleen voor. Letterlijk alleen, want zijn Trawanten verschijnen weliswaar al vlak voor de pauze, maar ze spelen pas een actieve rol in het tweede deel. Maar ook figuurlijk staat hij alleen, want Stroman is dan nog slechts de boodschapper. Aan een intelligent publiek – ‘U behoort tot dat selecte gezelschap dat nog het goede met de wereld voor heeft’ – draagt hij de bouwstenen aan waarop de voorstelling moet rusten. Het is een moeilijke tijd: crisis, opkomend fascisme… Er is behoefte aan idealisten; mensen die zich teweerstellen tegen de afbraak van de sociale voorzieningen, de vreemdelingenhaat… De Provo’s, Kabouters, communisten steken hun nek niet meer uit. Hun idealen kwamen uit, maar, aldus Freek de Jonge: ‘Op het moment dat je je idealen gaat concretiseren, radicaliseer je alleen maar. Krakers vind ik bijvoorbeeld buitengewoon reactionair. In de eerste plaats omdat ze zoeken naar iets heel materieels: huisje, boompje, beestje – heel burgerlijk. Vervolgens laten ze op dat punt het recht van de sterkste gelden. Ze verzorgen toch geen woning voor een arme sloeber met twee kinderen. Nee, ze gebruiken hun ellebogen en bezetten een gebouw. Dat is dan de concretisering van hun idealisme. Zolang idealisme talent is, is het mooi en dan gebeuren de wonderen, zowel in de natuur als in de samenleving.’
(Interview met Ischa Meijer, Vrij Nederland, 10 maart 1984; ook afgedrukt in de tekstuitgave)

Er is dus behoefte aan nieuwe idealisten, die het beste met de wereld voor hebben en die het overnemen van degenen die het niet waarmaakten. En dan, aan het slot van de eerste helft, zijn ze er: de kleine zwervers, de Trawanten van de Stroman, de gekken.

er vaart een schip met gekken
op Waddenzee en Noord
wie normaal is kan vertrekken
die springt maar overboord
ik heb geen juk meer nodig
schreeuwt de stuurman zonder doel
het kompas is overbodig
ik vaar op mijn gevoel

De tweede helft is opgebouwd volgens die typische Freek de Jonge-aanpak: één verhaal dat voortdurend wordt onderbroken door terzijdes. Met als verschil de aanwezigheid van de acht muzikanten van het Willem Breuker Kollektief en de daaruit voortvloeiende keuze voor veel muziek.
Het verhaal speelt in de jaren vijftig. Een moeder stuurt haar zoontje (Stromannetje) om een boodschap: een half volkoren en twee ons kaas aan een stukje. Hij gaat op weg, maar vergeet de boodschap. Hij durft niet meer naar huis, gaat zwerven, sluit zich aan bij de kleine zwervers en wordt een junk. Dan vindt hij God en kickt af. Hij gaat zendingswerk doen, komt in Afrika terecht en wordt gevangen genomen. Maar huurlingen bevrijden hem en hij sluit zich aan bij het Vreemdelingenlegioen. Als hij als koerier naar de president van de VS moet met een belangrijke boodschap, vergeet hij ook die. Maar wel herinnert hij zich plotseling de boodschap van zijn moeder: een half volkoren en twee ons kaas aan een stukje. Men veronderstelt dat het belangrijke informatie is, maar weet die niet te decoderen en hij vlucht weer naar Nederland. Daar gaat hij onmiddellijk op zoek naar zijn trawanten: de kleine zwervers van enkele decennia terug. Maar hij kan ze niet meer vinden:

wij waren kleine zwervers
wij zwierven erop los
al onze dromen stierven
in open veld en bos
wij moesten wat verzinnen
toen ze vroegen naar de zin
ze lokten ons naar binnen
en wij stonken erin

Waar zijn de nieuwe idealen gebleven die er waren ten aanzien van kunst, politiek, liefde? Hij vraagt zich hardop af wie daaraan schuld heeft: de generatie van zijn ouders, zijn eigen generatie? In dat geval is hij een moderne Elckerlyc, die alles moet achterlaten om bij de basis te komen en zich uiteindelijk nog maar één vraag kan stellen: ‘Waar laat ik de schuld? Mijn schuld?’
Aan het begin van de tweede helft heeft de vader tegen zijn zoon gezegd dat het hem ontbreekt aan houvast en dat doodsangst zijn leven bepaalt. Aan het einde van de voorstelling zegt de zoon dat hij niet zoekt naar enig houvast, omdat hij niet wil dat doodsangst zijn leven bepaalt. Daarmee klinkt de moraal als het advies te blijven opletten in welke richting de maatschappij zich beweegt, vertrouwen te hebben in de eigen mogelijkheden.

Freek de Jonge daarover zelf aan het woord: ‘Ik heb het gevoel te moeten verkondigen dat er woorden als geloof, god, hoop, liefde en troost geweest zijn, met een positieve lading die nu niet meer geaccepteerd wordt. Ik wil de mensen die inhoud teruggeven of desnoods nieuwe woorden ervoor vinden. Ten tijde van Neerlands Hoop wilde ik me down to earth maatschappelijk bewust richten op de verbetering van de wereld. Mijn religieuze inslag is op een gegeven moment, voor mij totaal onverwacht, teruggekomen – toen ik op het toneel alleen kwam te staan.’ (Interview met Ischa Meijer, Vrij Nederland, 10 maart 1984; ook afgedrukt in de tekstuitgave)

ben jij nog ergens tegen vroeg ik mijn zoon
ben jij nog ergens voor
hij keek naar de hemel en zei langs zijn neus
ervoor of ertegen is niet de keus
ik bouw niet meer mee aan die muur

waarom wil jij niet kiezen vroeg ik zoon
waarom neem jij geen standpunt in
hij keek naar de hemel hij deed of hij dacht
welke kiezers hebben de macht
ik kies liever niet ik deel

wat heb je te delen vroeg ik zoon
je hebt immers helemaal niets
hij keek naar de hemel als zag hij daar iets
wat kun je makkelijker delen dan niets
wat je hebt dat wil je allemaal

heb jij nog idealen vroeg ik zoon
wat is jouw heilig ideaal
hij keek naar de hemel en zei met een lach
een vogel te zijn die zweeft bij de dag
vliegen lijkt mij ideaal

maar vliegen is een vlucht zei ik zoon
waarvoor voor wie ben jij op de vlucht
hij keek naar de hemel waarin god was verdwaald
en zei ik wil niet dat doodsangst mijn leven bepaalt

Freek de Jonge: ‘Ja, ik denk dat doodsangst dé drijfveer van mensen is. Je doet bijna alles om jezelf zekerheden te verschaffen: geld verdienen, wonen, je met zo veel mogelijk dingen omgeven waarop niemand je kan aanvallen. Daarom zit er in religie of Oosterse filosofie ook altijd dat idee dat je, op het moment dat je je doodsangst overwonnen hebt, opgelucht kunt gaan leven en gelukkig zijn…’ (Skoop, oktober 1983)

Theater Carré: Freek is klaar

COULISSEN

  • De eerste inspeelvoorstelling van De Mythe ging Freek de Jonge in met de verwachting over zo’n anderhalf uur bruikbaar materiaal te beschikken. Het bleek slechts een klein uur te zijn. Bij Stroman en Trawanten is het vermeende anderhalf uur meteen twee uur en drie kwartier.
  • Freek de Jonge (Oor, 24 maart 1984): ‘De Mythe (…) kwam maar niet van de grond. Ik begon in Haarlem aan de eerste try-out en dat implodeerde, zal ik maar zeggen, terwijl ik met dit programma in Almere begon en dat explodeerde.’
  • Freek de Jonge (interview met Ischa Meijer, Vrij Nederland, 10 maart 1984; ook afgedrukt in de tekstuitgave): ‘Maar het is nog te leuk. Er zit nog te weinig spanning in: niet genoeg confrontatie tussen het publiek en mij; er mankeert nog materiaal dat de mensen dwingt om op een andere manier te kijken en te luisteren.’
  • ‘Als ik terugdenk aan al die muziekprogramma’s komen ook al de concessies weer terug die ik heb moeten doen. In de programma’s waar ik met niemand iets te maken had, kon ik zo ver gaan als ik wilde. Met muzikanten op het toneel heb ik na een paar avonden het gevoel: ik verveel ze. Op- en aflopen is zo rommelig, dus zitten ze er de hele avond bij. Voor Stroman en Trawanten had ik het een en ander solo uitgeprobeerd. Ik dacht: dit wordt het beste wat ik ooit gedaan heb. Bij de eerste try-out met muziek stonden we ruim drieënhalf uur op het toneel. Toen moest er geschrapt worden. Daar werd het minder van.
    Van Willem Breuker vind ik zo mooi dat hij voor de jazz gekozen heeft. Hij heeft een gezonde hekel aan populaire muziek terwijl hij er volgens mij heel goed in zou zijn. Jazz is muziek waarbij de verhouding tussen gevoel en ratio heel precair is. Vaak is het mij te academisch. En het neurotische soleren duurt me te lang. De sound van het (Willem Breuker) Kollektief is ongeëvenaard.’ (Freek de Jonge in Wees niet bang. Mijn 101 mooiste liedjes, uit 2007)
    ‘Nergens is vrede, wees nergens. Niemand is gelukkig, wees niemand.’ Het slotgedicht van De Openbaring (…) stuurde hem een nieuwe richting in. “Dat gedicht was de afsluiting van die periode. De Mythe was zo’n programma van: Tijdens de verbouwing gaat de verkoop gewoon door. En nu ben ik weer ergens doorheen”.’ (Oor, 24 maart 1984)
  • Toch komt Stroman en Trawanten moeizaam tot stand:
    Freek de Jonge: ‘Het heeft er nog even om gehangen of het allemaal wel door zou gaan. Na een try-out in Alkmaar zag ik het helemaal niet meer zitten, maar Willem drukte door, we besloten tot een paar forse ingrepen en ziedaar, het lukte.’ (Nawoord Iets rijmt op niets, 1990)
  • Vanaf De Mars werkt Willem Breuker met zijn Kollektief mee aan solovoorstellingen.
    Freek de Jonge: ‘Met Willem Breuker heb ik veel inspirerende uren in de studio doorgebracht. Terwijl hij zich met een keur van muzikanten door de partijen heen blies, bedacht ik wat ik met die klanken op het toneel zou kunnen doen.’
    (Nawoord Iets rijmt op niets, 1990)
  • Als Willem Breuker de filmmuziek voor De Illusionist componeert, bespreken beiden in de studio een andere mogelijkheid dan opnieuw alle muziek aan te leveren op band. Namelijk: samen op het podium gaan staan! Dat wordt deze voorstelling. Op dat moment moet Freek de Jonge De Mythe nog gaan spelen.
  • In De Komiek zingt Freek de Jonge met een orgeltje, door zichzelf of door tegenspeler Orlow Seunke gedraaid. Vanaf De Tragiek zijn er geluidsbanden.
    Freek de Jonge: ‘Na al die programma’s met banden was ik er wel aan toe. Het is vreselijk om met banden te werken. Dan voel je je op den duur toch wel Ben Cramer, zal ik maar zeggen. Dat gaat je enorm tegenstaan. (…) Ik hoop dat de muziek het wat gestileerder, wat strakker maakt en me dwingt om andere dingen te doen. Die muziek wordt deels illustratief en gaat deels een eigen bestaan leiden, hoop ik. Het is mijn oude probleem: het publiek dat een onverzadigbare honger heeft naar wat ik te zeggen heb en zodra daar iemand anders tussendoor komt, haakt tachtig procent af. In hoeverre die muziek potentie genoeg heeft om daar dwars overheen te blazen, moet ik nog afwachten. Ik verwacht van die muzikanten een nieuwe impuls. Ik hunker naar een soort totaaltheater, een absolute voorstelling die een beetje los van mezelf staat.’ (Oor, 24 maart 1984)
  • ‘De clown: Wij zijn uit argwaan bij elkaar gekomen. Mijn voorkeur is altijd meer uitgegaan naar pop dan naar de jazz.
    De muzikant: En ik ging in principe niet naar Neerlands Hoop vanwege die muziek. En eigenlijk is die argwaan er nog steeds. Ik ben altijd argwanend, de positie van een muzikant is wankel.
    De clown: Ik persoonlijk ben totaal niet argwanend. Maar dat heeft, denk ik, te maken met de betrekkelijkheid van het woord.
    De muzikant: Misschien zijn we ook wel helemaal geen combinatie – en kruisen we elkaars paden.’ (Ischa, Vrij Nederland, 10 maart 1984; ook afgedrukt in de tekstuitgave)
  • ‘Bij het maken van dit programma heb ik erg met de sfeer van Die Dreigroschenoper en Arturo Ui in mijn hoofd gezeten. Een rokerig, donkergrijs theater waar de grote conflicten, de machinaties en manipulaties van deze wereld verbeeld worden.’
    (Ischa, Vrij Nederland, 10 maart 1984; ook afgedrukt in de tekstuitgave)
  • Freek de Jonge start met zeventien inspeelvoorstellingen in de kleine theaters. Daarna repeteren de cabaretier en het Kollek­tief een week in Groningen, waar op 4 maart 1984 de eerste gezamenlijke voorstelling plaats heeft.
  • Ook deze voorstelling speelt Freek de Jonge zes weken aaneengesloten in Theater Carré: van 24 april t/m 2 juni.
  • Op 22 mei 1984 verbreekt Freek de Jonge resoluut de samenwerking met Bart de Groot, die het Neerlands Hoop-management in 1978 heeft overgenomen van Just Enschedé. De Groots bedrijf Big Boy Productions heeft, zonder overleg, zo’n 350.000 gulden aan inkomsten uit de voorstellingen van Freek de Jonge in de zakelijk geflopte musical De zoon van Louis Davids gestopt.
    Enkele dagen later wordt De Groot failliet verklaard, waarna juridische procedures starten en De Groot zelfs, in april 1985, enkele dagen voor de première van De Bedevaart, beslag laat leggen op de bezittingen van De Jonge. Hoewel de laatste in alles in het gelijk wordt gesteld, lijdt hij een enorme financiële strop. Het verklaart waarom hij zich jaren later, tot verbazing van progressief Nederland, in de armen laat sluiten van RTL Véronique. De enige deal is overigens dat de commerciële televisiezender fragmenten van reeds door de VPRO vertoonde theatershows opnieuw gaat uitzenden. En binnen hun De Roje Hel BV zullen zij de aankomende jaren zelf alle zaken doen, daarin bijgestaan door secretaresse Gerda van Dorp.
  • Vanaf eind 1987 tot op heden behartigt impresario George Visser (Mojo Theaterproductions) hun theaterzaken.

KRITIEKEN

‘Het Willem Breuker Kollektief komt kort voor de pauze op. Stroman (Freek de Jonge) en zijn Trawanten (het Kollektief) zijn net verenigd als het doek valt. Pauze. Het programma heeft dan vijftig minuten geduurd. Het publiek wordt enigszins verwonderd naar de koffiekamers gestuurd. Het heeft gelachen, dat wel, want Freek was bijzonder grappig. Hij had zijn publiek gepaaid (…), hij had het geplaagd (…) en hij had het getergd (…). Hij had het over hoop, geloof en liefde, schuld en geweten en over het land van de pappenheimers, dat zoveel op het onze lijkt.
Maar waar was de bewogen Freek en waarom bleef de samensmelting tussen tekst en muziek uit? Vragen genoeg voor de overwegend jonge toehoorders in een eindelijk weer uitverkochte Rotterdamse Schouwburg.
In het bijna twee uur durende deel na de pauze kwam het antwoord, hard en onverbiddelijk, somber en ontroerend, komisch en wanhopig. De formule die Freek bedacht had, bleek ineens optimaal te werken. De grandioze artiest wist zelf het antwoord op de vraag waarom hij toch zoveel flauwe grappen maakt: “Om serieus genomen te worden”. Samen met het Willem Breuker Kollektief maakte hij een show die mensen tot tranen toe bewoog en tot het beste gerekend kan worden dat Freek ooit op de planken bracht.
In een perfecte mengeling van clownerie, grappigheid, moralisme, wanhoop, muziek, mime en totaaltheater schetst hij dan een beeld van onze tijd. Een somber stemmend beeld van een samenleving waarin de meeste leeftijdsgenoten van Freek de idealen van de jaren zestig hebben laten vallen, het fascisme dreigt, en de jonge vaders, destijds geconfronteerd met vragende kinderen, nu hun kinderen vertwijfeld vragen waarom zij geen idealen meer hebben. En met Freek moeten we concluderen dat voor ieder slechts doodsangst rest.
(…)
De sfeer van de show doet, net als de titel ervan, soms denken aan die van programma’s van Hauser Orkater, Mexicaanse Hond en De Horde. Dat komt ook de vormgeving. Het toneelbeeld wordt bepaald door een verrijdbare stelling die hoog boven de speelvloer een loopbrug heeft en in het midden een wenteltrap. Dankzij het gebruik van verschillende achterdoeken kunnen bovendien filmische effecten worden bereikt. Dergelijke effecten verhogen, met de perfecte belichting en de vele kleurrijke kostuums die Hella de Jonge weer ontwierp, het kijkgenot. Dat is belangrijk. Het belangrijkste is echter dat Freek de Jonge met Stroman en Trawanten een onvergelijkbaar gaaf product aflevert. Deze show is veruit het mooiste, ontroerendste, aangrijpendste en zinvolste programma dat ik dit seizoen mocht aanschouwen.’ (Ruud Gortzak in de Volkskrant, 29 maart 1984)

SPEELDATA

Februari t/m juni 1984.

MUZIEK

Willem Breuker, zowel begeleidingsmuziek als de compositie van de liederen De bekering, Demokratie, De kleine zwervers, De kleine zwervers revisited, Misère en Het narrenschip.

SPEL

Freek de Jonge en het Willem Breuker Kollektief, bestaande uit: Willem Breuker (saxofoons/klarinetten), Andy Altenfelder (trompet), Arjen Gorter (bas/grote trom), André Goudbeek (saxofoons), Bernard Hunnekink (trombone/tuba), Henk de Jonge (xylofoon/klavieren), Boy Raaymakers (trompet) en Rob Verdurmen (slagwerk/percussie).

KLEDING EN REKWISIETEN

Hella de Jonge, met dank aan Ria Versteegen, Madelon Bruna en Machteld Mulder.

DECOR /TONEELBEELD

Hella en Freek de Jonge, met medewerking van Frank van der Steen.

PUBLICATIES

Tekst

‘Programma-map’ met single, programma-informatie, een artikel (van Konrad Boehmer) over de samenwerking Willem Breuker/Freek de Jonge en enkele voorstellingsteksten (1984).

Stroman en Trawanten (1985).

Enkele (fragmenten van) conferences staan, onder de titels De boodschap en Pedagogie, afgedrukt in De Rode Draad (1995) en De Toeschouwer (2006).

De liedteksten De bekering, Democratie, De kleine zwervers, De kleine zwervers revisited, Misère en Het narrenschip staan afgedrukt in de bloemlezingen Iets rijmt op niets (1990 en 1996), Leven na de dood (2004) en Wees niet bang (2007).

In Iets rijmt op niets (1990 en 1996) en Leven na de dood (2004) lezen we ook de teksten van De elite, De schuldvraag, Vader en zoon 1 en Vader en zoon 2, die Freek de Jonge in de voorstelling niet zong, maar declameerde.

Geluid

S (Wij zijn) De kleine zwervers/Demokratie (is een oud vrouwtje) (1984). Grammofoonplaatje is onderdeel van het programma.

LP Stroman – Freek de Jonge (1984). Integrale registratie van Stroman en Trawanten vóór de pauze.

2LP Stroman en Trawanten – Freek de Jonge & Willem Breuker Kollektief (1984). Integrale registratie van Stroman en Trawanten na de pauze.

CD Wat fijn om idioot te zijn (1986). Verzamel-cd met tien liedjes en conferences uit De Tragiek, De Mars, De Mythe, Stroman en Trawanten (Muzikaal intro en Het negerpopje), Een Verademing en De Bedevaart.

CD (sterk ingekorte registratie van alleen de 2LP) (1992).

Beeld

VHS als deel 8 in de videoserie in 16 delen (1992).
Hoewel de uitgave van een dvd-box met alle ‘muzikale shows’ staat aangekondigd voor het voorjaar van 2006, is die tot op heden niet verschenen.

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]

——

In de herfst van 1983 verscheen Freek de Jonges eerste speelfilm: De Illusionist. Deze film werd tijdens de Nederlandse Filmdagen van 1984 niet alleen uitgeroepen tot de beste Nederlandse film, maar mocht tevens de persprijs van de Nederlandse filmcritici in ontvangst nemen. De muziek van De Illusionist, een film waarin niet gesproken wordt, werd verzorgd door het Willem Breuker Kollektief. Een samenwerking die goed moet zijn bevallen, aangezien ze daarna besluiten samen een theatervoorstelling te maken. Dit programma krijgt de naam Stroman en Trawanten en wordt van februari tot en met juni 1984 gespeeld. De muziek vormt een belangrijk onderdeel van Stroman en Trawanten. Ze is, nog meer dan in De Jonges solovoorstellingen, met het verhaal verweven. Het geheel kan dan ook het beste omschreven worden als ‘totaaltheater’, al is dat een wat belegen uitdrukking. De Jonge speelt Stroman, een jongen die telkens om een boodschap wordt gestuurd, maar die boodschap de hele tijd weer vergeet. Het begint op de dag dat zijn moeder hem opdraagt ‘een half volkoren en twee ons kaas aan een stukje’ te halen. Hij krijgt geld mee en slentert langs etalages, dromend van wat hij van het geld in zijn zakken allemaal wel niet kan kopen. Zo vergeet hij het doel van zijn missie en durft niet meer naar huis. Stroman besluit te gaan zwerven. Hij sluit zich aan bij de ‘kleine zwervers’ die op dat moment de kunst, de politiek en de liefde uit de beslotenheid naar de straat aan het halen zijn. Hierna komt hij terecht bij de Knikkerkoning en wordt een junkie. Het is dankzij de hulp van een evangelist dat het Stroman lukt om af te kicken. Dezelfde evangelist stuurt hem vervolgens voor zendingswerk naar Afrika:
</br></br><em>
Ja, broeder en zusters</br>
Dan is het nu zover dat wij één der onzen</br>
in dit geval broeder Stroman</br>
mogen uitzenden</br>
om ons mooie zendingswerk in Afrika voort te zetten</br>
En als ik zeg voortzetten</br>
zie ik mijzelf nog als één der eerste zendelingen</br>
naar Afrika vertrekken</br>
toen daar nog helemaal niets was</br>
nog geen honger nog geen ziekte nog geen ellende</br>
En ik heb als eerste de syfilis in Afrika mogen introduceren</br>
en kort daarop die mooie aktie</br>
voor de penicilline mogen opstarten</br>
en nu gaat broeder Stroman</br>
alweer als eerste hulp</br>
First Aids naar Afrika brengen</br>
</br>
Ja, broeders en zusters</br>
toen ik daar in dat deel van de wereld kwam</br>
waar het zo bloedje heet kan zijn</br>
vonden wij daar die grote hoeveelheden goud</br>
en wij moesten de plaatselijke bevolking </br>
er snel van overtuigen dat het hem niet in de materie zat</br>
Goud laat u dat er maar uit</br>
en dan hou je over waar het om gaat</br>
en om ze niet in verzoeking te brengen</br>
hebben wij toen aangeboden</br>
al dat goud gratis voor ze weg te brengen naar Europa</br>
en niet alleen het goud</br>
ook het ivoor de diamanten</br>
alleen de olie is in handen</br>
van een concurrerende godsdienst gevallen</em></br>
</br>

In Afrika belandt Stroman al snel in een kookpot. Hieruit wordt hij door Belgische huurlingen bevrijd. Dan vertrekt hij naar Casablanca om tegen de vrouw van een van de huurlingen te zeggen: “Vergeet het maar!” In deze stad zet Stroman ergens een handtekening onder en hij blijkt voor zestien jaar aan het vreemdelingenlegioen verbonden te zijn. Hij krijgt een baan als koerier en moet een belangrijke boodschap naar de president van de Verenigde Staten brengen. Daar weet Stroman, na een kleine marteling, zijn oorspronkelijke boodschap weer: “Een half volkoren en twee ons kaas aan een stukje.”</br></br>

De Amerikaanse legerleiding is maandenlang bezig deze boodschap te decoderen. Stroman vertrouwt de uitkomst echter niet en vreest dat ze, hoe dan ook, tot plaatsing van kruisraketten zullen overgaan. Hij besluit naar zijn vaderland terug te keren, om zijn oude vrienden te mobiliseren.</br></br>
Thuis blijkt alles veranderd. Ooit bracht men de kunst op straat, maar wat er nu nog van rest, is zouteloze borrelpraat als: ‘Mevrouw, als ik een rooie streep zet, dan gaat het om wat ik weglaat, begrijpt u wel?’ Men bracht de politiek op straat, maar Stroman ziet nu slechts zoutloze borrelnootjes op de televisie. Men bracht de liefde op straat, maar is de pil en abortus in het ziekenfonds en een kapotjesautomaat op het toilet nu een vertaling van: Iedereen houdt van elkaar? Stroman vraagt zich af waar de kleine zwervers, waartoe hij ooit behoorde, zijn gebleven.</br></br>
Deze vraag brengt ons bij de kern van Stroman en Trawanten. De voorstelling gaat over de teleurstelling van Freek de Jonge en Willem Breuker in de mensen waarmee ze vroeger, in hun strijd voor een betere wereld, optrokken. Daarnaast is het programma een direct commentaar op de politieke ontwikkelingen van dat moment: de opkomst van extreem-rechts in Nederland. De wereld is niet geworden wat men ervan verwachtte en dat blijkt een grote desillusie.</br></br>
Blijft over de vraag: Wiens schuld is dit? Stroman zoekt naar een antwoord op deze vraag. In eerste instantie komt hij bij zijn moeder terecht, opgelucht dat hij de schuld niet bij zichzelf hoeft te zoeken. Maar ook bij haar kan hij zijn schuld niet kwijt. Vertwijfeld blijft Stroman op het podium achter met de vraag: Waar laat ik mijn schuld?</br></br>
Dan betrekt De Jonge het publiek erbij. Ze mogen kiezen of het goed of slecht dient af te lopen. Hij geeft één hint: Als het slecht afloopt is het leuker:</br></br>

<em>Welnu,</br>
Wie van u wil dat het goed afloopt?</br>
</br>
(niemand uit het publiek reageert)</br>
Is het niet treurig</br>
Bent u nu die elite</br>
die het goede met de wereld voorheeft?</br>
Eén hint dat het leuker is</br>
als het slecht afloopt</br>
en u pakt hem met beide handen aan</br>
Misschien als straks de bom valt</br>
dat dat ook nog wel best leuk om te lachen is</br>
om je buurman als een brandende fakkel over straat te zien rennen</br>
Kijk daar heb je buurman</br>
die had het altijd zo koud</br>
</br>
(…)</br>
</br>
Laat ik het anders stellen</br>
Wie van u wil dat het slecht afloopt?</br>
Weer niemand</br>
Zo ziet u maar</br>
Democratie is een handigheidje</br>
Een kwestie van hoe je de vraag stelt</br>
</br>
(…)</br>
</br>
U ziet er valt niet zoveel te kiezen</br>
Je mag als mens je handjes dichtknijpen</br>
als er na een heldhaftig bestaan</br>
een straat in Leiden naar je genoemd wordt</em></br>
</br>

De avond wordt beëindigd met een gedicht waarvan de moraal luidt dat je doodsangst niet je leven moet laten bepalen. Eenzelfde boodschap die ook in De Jonges solovoorstellingen sterk naar voren komt, bijvoorbeeld in De Komiek (1980), waar hij zingt: ‘Mens durf te sterven’. Toch is Stroman en Trawanten nogal verschillend van De Jonges andere voorstellingen. Niet alleen vanwege de grote ruimte die de muziek krijgt, maar ook door de grote aandacht voor de directe maatschappelijke realiteit. In Stroman en Trawanten gebruikt Freek de Jonge de lach om het publiek duidelijk te maken dat men moet blijven opletten als het gaat om de richting waarin de maatschappij zich aan het bewegen is.

[Tekst: Pascal Klaassen]