De Mars

Podcast

Beluister hier het gesprek van Freek met Richard van Bilsen (Zwarte Kat) over De Mars – 13 mei 2020

In De Komiek gaat het over de positie van Freek de Jonge als kunstenaar ten opzichte van zijn publiek. In De Tragiek verbreedt zijn zoektocht zich naar de plaats van de kunstenaar in de maatschappij. In De Mars rondt hij zijn zoektocht af met het pleidooi altijd in vrijheid je richting te kiezen, los van wat er van je verwacht wordt. En los ook van het links-rechts-denken waarop men hem de laatste jaren heeft proberen af te rekenen. De geëngageerde cabaretier heeft een andere, beschouwelijker kant van zichzelf laten zien en dat is hem onder ‘gelijkgestemden’ niet in dank afgenomen.

De Mars begint als toespraak bij de opening van een tentoonstelling van schilderijen van Jopie Huisman, die hij heeft leren kennen in de aanloop van De Tragiek.

Ik ga u een verhaal vertellen van een man. (…) Laten we zeggen: het was een violist die in zijn vrije tijd een aardig gedichtje maakte. (…) Die violist had een kind. (…) Die jongen wil niet deugen. (…) Die jongen was een geboren anarchist geworden als niet die vader daar op zijn manier een stokje voor gestoken had.

Dit verhaal gaat nog verder. Maar Freek de Jonge heeft in De Komiek en De Tragiek bewust gekozen voor een toneelmatige in plaats van cabareteske aanpak en geeft die programma’s daarom een klassieke indeling in bedrijven mee. Hij realiseert zich echter dat één doorlopende vertelling de voorstelling niet kan dragen. Daarom bedenkt hij tussen oktober 1981 en januari 1982, als het programma door improvisatie ontstaat, allerlei uitweidingen en terzijdes. Die vorm past hij tot op de dag van vandaag toe.

‘Ik ga u een verhaal vertellen van een man.’ En er volgt een terzijde naar aanleiding van het gegeven dat hij daarmee vijftig procent van de wereldbevolking uitsluit. ‘Die violist had (…) een zoon.’ En er volgt een terzijde over de NCRV-quiz Zo vader, zo zoon (‘zo heilige geest’).

Elk terzijde volgt op het moment dat hij iets wezenlijks van het verhaal prijsgeeft. De zoon beschuldigt de vader van de dood van de moeder… De vader raakt aan lager wal… De zoon ontdekt dat de liefde tussen zijn ouders veel groter was dan hij voor mogelijk hield… Hij gaat op zoek naar zijn vader… Die is inmiddels gestorven… Maar dan ontdekt hij het portret dat van zijn vader is gemaakt… De schilder ervan weigert het echter te verkopen, want:

De violist die ik daar geportretteerd heb, heeft mij verzocht dat doek voor mijn dood te vernietigen opdat het nooit in handen zou vallen van zijn zoon, zodat hij niet zou zien wat er van zijn vader geworden was.

De Mars handelt, net zoals De Komiek en (zij het veel indirecter) De Tragiek, over de vader-zoon-relatie. Dat komt zelfs terug in de terzijdes, zoals de Zo vader, zo zoon-quiz. In de programma’s van Freek de Jonge heeft alles steeds met alles te maken. Maar bovenal gaat het in De Mars over de zoektocht van het individu. Het is zelfs een pleidooi voor de totale vrijheid van het individu. Het vrij-denken impliceert ook het ageren tegen het links-rechts-denken. En dus komt hij oplopen met een rugzak met alleen rechterschoenen. Hij schudt die links (vanaf het publiek gezien) op het toneel leeg en hij speelt de hele eerste helft aan die kant. Na de pauze blijkt de rugzak gevuld met alleen linkerschoenen en speelt de voorstelling zich aan de rechterkant af.

Aan het einde van zijn verhaal snijdt hij de afbeelding van zijn vader uit de lijst, maakt er een prop van en wil die verbranden:

Hij staat daar met die brandende lucifer in zijn hand. En dan wordt de ontroering hem zo machtig dat er een traan uit zijn oog rolt. Precies op het kopje van het cederhoutje. En… sis. Het dooft en tegelijk blaast die schilder de laatste adem uit. Ook sis.

Hij pakt die prop, propt hem onder zijn bloesje. Hij rent het atelier uit. Hij rent de stad uit. Hij rent het veld in. Hij knielt. Hij haalt de prop onder zijn bloesje vandaan. Hij vouwt hem open. Hij kijkt. Hij kijkt naar links. Hij kijkt naar rechts. Hij kijkt nog een keer naar links. Links rechts, links rechts. Hij is met stomheid geslagen.

Dan raakt de verteller verstrikt in het gaasdoek dat het toneel de hele avond in twee helften heeft verdeeld. Hij gooit alle schoenen in de grote wasmand waarover hij is gestruikeld en waarin hij heeft plaatsgenomen. Hij wankelt naar het midden van het toneel en roept: ‘Ik geef me over! Maar niet aan jullie!’

Over deze symboliek zegt hij in een interview (Het Vrije Volk, 27 januari 1982): ‘Dan trek ik het doek mee. Dat is de doorbraak. Dat is eigenlijk het belangrijkste thema van de avond. De keuze tussen radicaal, extreem links, extreem rechts of zelf beslissen. En dat zelf beslissen zit in het midden. Dat is een ontwikkeling. (…) De keuze is niet meer links of rechts. De keuze is niet meer horizontaal. De keuze is duidelijk verticaal. De vader-zoon-relatie is horizontaal, de heilige geest is verticaal. Dat is nog de enige manier waarop je kunt ontsnappen. Er bovenuit stijgen en naar beneden kijken.’

En in zijn epiloog declameert hij:

ik wist ik moet mijn ogen sluiten
als ik werkelijk iets wil zien
ik wist ik kijk te veel naar buiten
het zit natuurlijk binnenin

Hij stelt dat hij dacht een idealist te moeten zijn, een wijsgeer…

ik dacht ik haal het uit de boeken
ik dacht ik vecht me vrij
ik dacht dat ik het ver moest zoeken
het ligt natuurlijk heel dichtbij

Vervolgens refereert hij opnieuw aan de kritiek die er de laatste jaren is op zijn ‘zweverigheid’, om tenslotte te eindigen met een pleidooi voor de vrijheid van het individu:

praat me niet meer van conventies
de maatschappij van man en vrouw
volg de consequenties
en zeg verwonderd ik vertrouw

tart me niet meer met je wetten
niemand heeft mij in zijn macht
niets kan mij mijn vlucht beletten
zelfs niet de zwaartekracht

Van de vele terzijdes zijn er pas een paar genoemd. Uitweidingen over middenstanders, vijfsterren-bungalowparken (als concentratiekamp van de welvaartsmaatschappij), steun aan de Derde Wereld en anarchisten ondersteunen de thematiek van de voorstelling: ‘Hij ziet al zijn vroegere vrienden: Ban-de-Bommers, Provo’s, Kabouters, Republikeinen, Krakers, Milieubeschermers, Mensenrechters…’ Aan het begin van de voorstelling stelt hij al in een terzijde: ‘Zodra je je in dit leven bewust in welke richting dan ook beweegt, ben je gedwongen die beweging de rest van je leven trouw te blijven. U liep die kant op? Doorlopen alstublieft!’ Maar aan het einde heeft hij het inzicht ‘dat de muur waar de een niet overheen kan zien, vaak de steen is waar een ander over struikelt’.

Ook de proloog en epiloog zijn van betekenis. In de proloog vertelt hij over de arbeider:

Om over het werkterrein te komen, moest hij een slagboom passeren die de portier alleen bereid was voor de directie te heffen. Het personeel moest er maar onderdoor. Maar deze arbeider had iets van: waar dan ook onderdoor, nooit voor iemand ooit! En dus nam hij, als hij het werkterrein naderde, een flinke aanloop en met een sierlijke sprong bedwong hij de hindernis.

Als hij promotie maakt en tot de directie toetreedt voelt hij zich nog altijd ‘arbeider te midden van de arbeiders’:

En dus nam hij, toen hij de volgende dag het werkterrein naderde, een flinke aanloop en wilde met een sierlijke sprong de hindernis nemen. Maar de portier dacht daar heel anders over!

In de epiloog komt hij hierop terug:

Ik wil nog even terugkomen op het begin en dan zo systematisch het hele verhaal even doorlopen. Die slagboom, die arbeider en die portier, dat was namelijk een sleutelvertelling. Zo noemen wij literatoren dat. Die portier: dat is het publiek dat de slagboom hanteert in opdracht van de direktie. Die slagboom staat voor de norm en de direktie voor de media. En die arbeider ben ik. U probeert mij in te delen bij de direktie, maar ik voel mij nog altijd vrij. Arbeider te midden van de arbeiders.

Oftewel: Freek de Jonge is over de normen van anderen heen gesprongen. Had hij immers niet al gezegd:

tart me niet meer met je wetten
niemand heeft mij in zijn macht
niets kan mij mijn vlucht beletten
zelfs niet de zwaartekracht

COULISSEN

De voorstellingen van De Mars worden in de zomer van 1982 onderbroken voor filmopnamen van De Illusionist en eind december 1982 voor De Openbaring, zijn eerste oudejaarsconference.

Ook met De Mars staat Freek de Jonge zes weken in Theater Carré, deze keer weer een aaneengesloten periode: 1 april t/m 5 mei.

Vanaf De Mars krijgt muziek betekenis in de voorstelling zoals een soundtrack bij een film. Willem Breuker schrijft deze muziek. Freek de Jonge: ‘Terwijl hij zich met een keur van muzikanten door de partijen heen blies, bedacht ik wat ik met die klanken op het toneel zou kunnen doen.’
(Nawoord Iets rijmt op niets, 1990)

Willem Breuker schrijft ook de muziek voor de oudejaarsconference De Openbaring (1982), de film De Illusionist en voor de theaterprogramma’s De Mythe (1983), Stroman en Trawanten (1984) en De Bedevaart (1985). In Stroman en Trawanten staat zijn gezelschap ook op het podium. Vanaf De Mythe maakt Freek de Jonge ook gebruik van muziekbanden met bestaande klassieke en populaire muziek.

De VPRO-televisie zendt de dernière van De Mars (23 februari 1983) rechtstreeks uit vanuit Theater De Veste in Alkmaar.

Freek de Jonge gaat de eerste inspeelvoorstelling van zijn derde soloprogramma in met enkele losse verhalen, maar nog geen kader. Die voorstelling duurt meteen tweeënhalf uur. Verhalen en liedjes vallen in korte tijd al improviserend binnen. Het programma staat bol van de mogelijkheden doordat Freek de Jonge op dat moment bij theaterliefhebbers op een voetstuk staat door het succes van De Komiek en De Tragiek. Hij voelt zich zelfverzekerd bij een publiek dat hem bewondert. Achteraf beschouwt hij De Mars als de meest uitgebalanceerde van zijn grote shows.

De Mars is mijn eerste theaterproductie waarbij ik mij min of meer heb neergelegd bij de rol die ik in dit leven te spelen heb. Kon ik me vroeger nog wel eens verzetten tegen mijn eigen leukheid of het grote onbegrip uit de zaal of te grote gretigheid, ditmaal liet ik Gods water over Gods akker lopen. Geen coïtus interruptus. Iedere artiest voelt zich miskend. En het grootste gedeelte van zijn oeuvre komt voort uit de frustratie daarover.’ (Voorwoord tekstuitgave De Mars)

‘Er heeft zich niets anekdotisch voorgedaan tijdens deze tournee of het zou moeten zijn dat juist die ene keer dat ik mij uit zelfbehoud venijnig richtte tegen een luidruchtig persoon in het publiek, deze het slachtoffer was geworden van een epileptische aanval. Maar dat was meer pijnlijk dan leuk. Comedy is man in trouble, zei Snoopy al.’ (Voorwoord tekstuitgave De Mars)

De Mars beschouwt hij ook zelf als het sluitstuk van een theater-trilogie. In De Komiek zoekt hij naar een nieuwe identiteit binnen ‘de groep’. In De Tragiek rondt hij zijn zoektocht af en neemt hij afstand van ‘de groep’. In De Mars staat zijn eigen zoeken niet meer centraal, maar de vrijheid van het individu.

Over de titel De Mars: ‘Door de hele geschiedenis heen zijn er mensen gaan lopen. Wanneer gaat iemand lopen? Als hij z’n stilstand als overgave aanvaardt. (…) Toen ik het gevoel kreeg dat ik ingesloten raakte in cynisme en berustend optimisme, dacht ik: ik ga maar wandelen.’
(VIVA, 1982)

KRITIEKEN

‘Het is een feit dat de teksten van De Mars vaak een sterk veroordelende werking hebben, plus een wonderlijk gevoel voor humor dat dit keer niet apaiserend werkt en dat door het hoge cijfer van de windkracht waarmee hij die zet de zaal in stoot, verbazing wekt over de oerkracht van deze conferencier en zijn stem; een verwondering die voortdurend sterker wordt en daarmee de bewondering voor dit fenomeen, dat te midden van hel en verdoemenis toch nog een stugge relativering gaande overhoudt.’
(…)
‘Het einde komt in het donker. De lampen gaan uit en men hoort de voetstappen niet meer en de gepasseerde snelle stroom van invallen, grappen, vondsten en typeringen en de schrikreacties is er niet meer. Het is uit. Het publiek blijft overrompeld achter van de bizarre overgangen, de aanvallen, de conclusies. Dan gaat het licht weer aan en zit Freek er weer op een divan. Gekalmeerd, en hij zegt een gedicht op dat weergeeft wat hij werkelijk wil met dit programma: de gewone dingen van het menselijk willen, streven en het geweten en waarom hij die te berde heeft gebracht. Gewoon als slotsom. De toon is ineens heel intiem geworden en in nauw contact met het publiek dat zojuist nog nauw gebonden was met de conferencier in hevig gelach om cynische en vaak rauwe teksten en explosies van humor en gehanteerdheid.
Het is het afscheid (…) als slotsom en het begrip voor het bestaan van een gevaarlijke en gruwelijke wereld waar we zojuist een mars door hebben gemaakt. Dat is dan zo. En het applaus is anders dan het voor komieken ooit was: in gemeenschappelijke verontrusting klapte men voor de man die het terrein daarvan liet zien, waardoorheen we ons voortdurend bewegen.’ (A. Koolhaas in Vrij Nederland, 10 april 1982)

SPEELDATA

Oktober 1981 t/m februari 1983.

MUZIEK

Willem Breuker & Freek de Jonge (muzikale thema’s), Joop Visser (Zeeland-blues).

PUBLICATIES

Tekst

De Mars (1982).

Pretparken (1988).
Eerste uitgave in de reeks Budgetpockets van Uitgeverij Budgetboeken. Bestaat uit zeven verhalen uit de programma’s De Tragiek, De Mars (Pretpark-3) en De Bedevaart en de boeken Het Damestasje en Zaansch Veem.  

Een aantal (fragmenten van) conferences zijn, onder de titels Deugniet, Droom met naakt, Foster Parent, De gijzeling, Moorkoppen of vruchtenpunten, Onweer in de VS, Overleefkuil, Slagboom en Vader onaneert weer, opgenomen in De Rode Draad (1995) en De Toeschouwer (2006).

De gesproken teksten Heimwee naar het vaderland, Ik dacht en Jij maken, evenals het lied Zeeland-blues, deel uit van de bloemlezingen Iets rijmt op niets (1990 en 1996), Leven na de dood (2004) en Wees niet bang (2007). Jij krijgt daarin de vermelding dat Henny Vrienten de componist is, maar in De Mars was het nog een declamatie; de tekst is pas later op muziek gezet.

Geluid

S – Zeeland-blues (1981).
B-kant van single met Freek, doe me een lol (Holland Festival 1981).

2LP – De Mars (1982).

CD – Wat fijn om idioot te zijn (1986).
Verzamel-cd met tien liedjes en conferences uit De Tragiek, De Mars (De slaapwandelaar en De missing link), De Mythe, Stroman en Trawanten, Een Verademing en De Bedevaart.

CD – (rigoureus ingekorte registratie 2LP) (1988).

CD – heruitgave (1992).

Beeld

VHS (1986).

VHS-heruitgave als deel 3 in videoserie in 16 delen (1992).

2DVD (met De Mythe) als de tweede van vijf 2dvd’s in cassette onder de titel De Komiek. De grote shows 1980-1995 (2004).

[Tekst: Frank Verhallen uit ‘Kijk! Dat is Freek’]