Het is de komiek ernst – EW 27 november 2021

****

De juiste persoon op het juiste moment ontmoeten, kan het leven de juiste richting geven. Dat overkwam de theologiestudent Andries de Jonge in het najaar van 1935 te Groningen. Nog geen college had hij bezocht, maar wel leren bridgen op de sociëteit van Vindicat. En ja, veel gedronken – zorgelijk veel. In benevelde staat was hij mishandeld door een stel laffe NSB’ers. Hoogste tijd om een eind te maken aan de hypocrisie, besloot hij. Andries moest dominee worden van zijn strenggelovige vader Govert die als jongetje tijdens het koeien hoeden in Zeeland ‘geroepen’ werd door God, maar die het nooit tot dominee had gebracht, slechts tot evangelist. Andries zou zijn vaders droom waarmaken, maar hij was vervuld van geloofstwijfel. Dus maakte hij een afspraak met zijn professor Gerardus van der Leeuw, een bekende godsdienstfenomenoloog, om hem dat te zeggen. ‘Kom verder!’, sprak Van der Leeuw. Met die uitnodigende woorden die ook een aansporing inhielden, verkreeg Andries’ leven de juiste richting.

Als een goede leerling van Van der Leeuw besloot Andries namelijk serieus te studeren en – belangrijker – te leven naar het oud-Griekse, filosofische begrip ‘eudaimonia’: ‘Het beste uit jezelf en de ander halen, het praktiseren van de deugd om gelukkig te kunnen zijn.’ Van der Leeuw leerde hem dat geloven niet meer dan ‘de geringste graad van zekerheid, een vermoeden’ was en dat de Heiland genadig is. Dit was manna voor Andries die levenslang zijn geweten onderzocht om het juiste te kunnen doen. In 1951 werd hij als dertiger eindelijk dominee. Inmiddels was hij gelukkig gehuwd met een doortastend christelijk meisje dat zijn verrotte gebit voor lief nam. En vader van enige kinderen, onder wie de slechtziende brildrager ‘Freetje’ – ja, de latere Freek.

De begenadigde romancier De Jonge heeft bij die evocatie van de levens van zijn voorvaderen de woordspelige, schmierende komiek in zichzelf geringeloord, vrijwel kaltgestellt. Hij schrijft veelal met de tong in de wang, bijvoorbeeld over zijn vaders passie als adolescent: een collectie ansichtkaarten van door hem op de fiets bezochte, Nederlands hervormde kerkinterieurs en -exterieurs uitbreiden. Ingehouden is ook deze typering: ‘Dominee Weeda keek zorgelijk. Dat hoorde bij zijn beroep.’ Ook mooi: ‘Een station was de belofte van een verhaal. Het leek de kerk wel.’

De Jonge wekt zijn voorvaderen met hun levens die hij niet kón kennen tot in de geringste haarvezel tot leven door inzet van verfijnde literaire middelen. Dat doet hij ingetogen, veelal via de kracht van de suggestie. Zo komt de dood van zijn broertje tot ons: ‘De passen waarmee het verplegend personeel in en uit liep werden gehaaster.’

Het is de komiek ernst in deze liefdevolle memoires. Dat siert hem. 

Jeroen Vullings

Freek de Jonge, ‘Kom verder! Memoires 1’, Atlas Contact, 234 p., € 22,99 ****