Freek de Jonge verbeeldt zijn vader romantisch
Door Jan van der Graaf (Reformatorisch Dagblad 17 maart 2022)
Freek de Jonge in het RD. Dat mag een zeldzaamheid heten. De cabaretier ofwel de seculiere voorganger van de moderne kansel komt hier nooit ter sprake. Maar Freek is bezig met het schrijven van zijn memoires.
Het tweede deel was er al, ”Reikhalzend verlangen”. Dat bevat een boekje uit 1987, ”Zaansch Veem”, met nog wat verhalen eromheen. Het beschrijt De Jonges jeugdjaren in een hervormde pastorie in Zaandam, toen hij bijvoorbeeld met een collectebusje geld ophaalde voor de nieuwe Paaskerk. Maar ook hoe hij ten slotte al preludeerde op zijn afscheid van het geloof waarbij hij opgroeide: „De laan der vrijheid.” Ik werd er niet vrolijk van, om het zacht te zeggen. De verdere verhalen onderstreepten alleen nog maar mijn gevoelens. Het eerste deel van de bedoelde vierdelige serie moest nog komen. Dat deel ligt er nu. Nu gaat het echter, eerlijk en respectvol, over het domineesleven van zijn vader. Het boek begint met de bijzondere roeping van Freeks grootvader Willem de Jonge. Op twaaljarige leetijd kreeg hij op het Zeeuwse Duiveland een soort visioen, dat hij inleefde als een roeping tot het domineesambt. Hij hoorde een stem: „Waar zijt gij?” „Heer, hier ben ik”, antwoordde hij. Hij begreep: „Het was God zelf, geen twijfel aan.” Hij wist: ik ben geroepen. Zijn dominee ter plekke stond kritisch tegenover zulke extraordinaire verschijnselen en adviseerde hem zich maar eens te verdiepen in de eerste vijf bladzijden van ”Voorbeeld der Goddelijke Waarheden voor eenvoudigen die zich voorbereiden tot belijdenis des geloofs” van Abraham Hellenbroek. Hij leerde een passage uit het hoofd. ’s Nachts bracht de Heilige Geest hem in een droom de zekerheid aangaande zijn roeping. Maar om kort te gaan: dominee is hij niet geworden, daarvoor ontbrak hem de nodige vooropleiding. Hij werd eerst Bijbelcolporteur in Breda en na een opleiding voor godsdienstonderwijzer werd hij evangelist in Boskoop. Op catechisatie bediende hij zich van het boekje van Hellenbroek.
De zoon
Toen de zoon van Willem, de vader van Freek dus, zeven jaar oud was, stopte zijn vader hem het boekje van Hellenbroek in handen en zei: „Jij gaat later de sacramenten bedienen. Jij gaat dominee worden zo God het wil.” En daarmee komt de hoofdpersoon Andries in beeld. Freek volgt hem op de voet vanaf diens jeugdjaren tot zijn intrede in de derde gemeente die hij heet gediend, Zaandam. Daar gaan de me- moires het al eerder verschenen tweede deel raken. Gaande het boek wordt duidelijk dat het feit en fictie is. Eigenlijk is het een roman, maar dan wel zo dat de auteur zich zodanig heet ingeleefd in de gedachten en zielenroerselen alsook in de theologische ontwikkeling van zijn vader, dat een waarheidsgetrouw beeld ontstaat, hoewel ingebed in de verbeelding van diens zoon. Na zijn jeugd in Zeeland gaat Andries naar het gymnasium in Gouda en Deventer en vervolgens naar Ruimzicht in Doetinchem, waar hij zijn gymnasiumstudie afmaakt. Daar brengt een Joodse leraar hem in vertwijfeling door hem lectuur in handen te geven die van het geloof afvoert. Hij geet hem als afscheidscadeau ”Afscheid van domineesland” van Menno ter Braak. In die tijd is hij nog eens in Zeeland. Daar ontmoet hij tante Dien, de zuster van zijn vader, die „de bevindelijkste onder de bevindelijken was in navol- ging van de door haar geadoreerde dominee Kersten, kind van de Nadere Reformatie.” Ze minachtte haar broer, zegt Freek, om diens „huichelachtige preken.” Ze voegde de jonge Andries toe: „Jij later dominee worden? Laat me niet lachen.” Dat het zo toeging tijdens een gebed van tante Dien, moet dunkt me zeker wel naar het terrein van de fictie worden verwezen. Maar intussen wordt de jonge Andries ook steeds achtervolgd door de roepingservaring van zijn vader.
Studie
De schrijver heet zich kennelijk grondig ingelezen in theologische en kerkhistorische lectuur als hij de studietijd in Groningen ter sprake brengt. Dan komt bijvoorbeeld de Zwitserse theoloog Karl Barth aan de orde en wat prof. Haitjema, de (confessionele) kerkhis- toricus ervan vindt. Zijn vader maakte er korte metten mee: „De Bijbel jongen, daar staat alles in. Meer heb je niet nodig.” Maar daar komt hij, na enkele maanden „wereldse fascinaties”, met al zijn vertwijfelingen in contact met prof. dr. G. van der Leeuw, aanhanger van de ethische theologie, de man van de Liturgische Be- weging. Die had voor het eerst in zijn leven belangstelling voor wat er in hem omging.
Om de titel van het boek op het spoor te komen moet men echt het boek helemaal lezen. Als Andries namelijk als aankomend student in Groningen bij Van der Leeuw op diens kamer moet komen en hij in spanning wacht op wat komen gaat, zwaait de deur open en zegt de hoogleraar: „Kom verder.” Mocht hij nog aanvechting hebben of hij wel dominee moest worden, hier hielp Van der Leeuw hem tijdens een invoelend gesprek over de drempel. Hij bracht hem bij „het Heilige.” Zijn besluit om theologie te gaan studeren stond nu vast.
Gemeenten
In het tweede deel van het boek trekt de schrijver met zijn vader de gemeenten door die hij ging dienen, Westernieland van 1942 tot 1946 en Workum van 1946 tot 1951. Dan wordt het boek verder wel helemaal een met vaart geschreven roman die zich geboeid laat lezen. Hij is daar dominee in de Tweede Wereldoorlog. Twee broers van zijn vrouw bekennen zich tot de NSB. De roepingservaring van zijn vader blijt met hem meegaan. Een hunkering naar „de vonk die overspringt” ter bevestiging van zijn eigen roeping blijt onvervuld. Ook als hij de herbegrafenis moet leiden van een gemeentelid dat door de Duitsers was gefusilleerd: „de vonk, die kleine, maar alles bevestigende Goddelijke genade, was uitgebleven.” Maar in Workum overlijdt twee dagen na de geboorte zijn eigen tweeling. De vader van de dominee komt over ook voor de begrafenis. Desgevraagd weet die zich zijn roeping niet meer te herinneren. In een omhelzing (katharsis, reiniging) vinden vader en zoon elkaar. Andries besluit improviserend, vertrouwend op de Heilige Geest de rouwdienst te gaan leiden. Over Psalm 8: uit de mond der kinderen en der zuigelingen hebt Gij U lof toebereid. Helaas moet ik verder onvermeld en onbesproken laten wat Freek de Jonge in het laatste hoofdstuk vermeldt over de plek die zijn vader in kerk en maatschappij innam toen hij afscheid nam van Workum en koers zette naar Zaandam.
Verwonderd
Het boek kreeg al veel lovende recensies. De auteur blijkt dankbaar gebruik te hebben gemaakt van een stapeltje wetenschappelijke boeken, dat hem werd aangereikt door ds. Jan Dirk Wassenaar, een van de opvolgers van zijn vader in Workum. Ik heb me al lezende over dit boek verwonderd, soms ook weleens een schrille, onzuivere toon ten spijt. Men moet zich wel blijven realiseren dat Freek de Jonge een romantisch beeld geet van zijn vader, bezien door zijn eigen bril. Wat is feit, wat is fictie? Enkele jaren geleden voerde ik met Freek de Jonge een ongemakkelijke mailwisseling naar aanleiding van zijn ”Preek van de Leek” bij de IKON, een discussie die we hebben afgehecht toen we elkaar op straat tegenkwamen in Huizen. Hij meende dat ik hem aan zijn afkomst wilde herinneren. Nu heeft hij uitvoerig en eerlijk laten weten waar hij vandaan komt. Ik zou nu best verder willen praten. ”Kom verder”, Freek!
Want de dominee van de planken heet met respect en liefde over de dominee van de kansel geschreven, tevens de dominee van zijn jeugd. Naar mijn oordeel had hij deel 2 toch maar beter na deel 1 kunnen schrijven.
Kom verder. Memoires I, Freek de Jonge; uitg. Atlas Contact; 322 blz.; € 22,99